vertaling: Esther Ottens
Lemniscaat, april 2019
De Duitse Nika studeert voor enkele maanden in Siena, Italië. Ze deelt sinds acht weken een etage met Jenny en trekt op met een groepje landgenoten. Elk weekend gaan ze met z’n allen uit en Nika heeft het echt naar haar zin. Tot ze op een dinsdagochtend wakker wordt met haar (bemodderde) kleren nog aan, een bloederige schram over haar slaap, terwijl ze zich hondsberoerd voelt. Ze weet absoluut niet meer wat er de afgelopen twee dagen gebeurd is. Haar huissleutels, telefoon en paspoort en de batterij van haar laptop zijn verdwenen en in haar zak vindt ze een flyer van een pizzeria die ze zelf vol onbegrijpelijke aantekeningen heeft gekliederd. Bovendien is Jenny ook spoorloos.
Dit is het begin van een hel. Nika probeert te achterhalen wat er gebeurd is. Ze heeft opzichtig geflirt met de vriend van Jenny, ze heeft een meisje verwond met haar sleutels, ze heeft gillend op de motorkap van een auto gelegen… Wanneer Jenny dood wordt aangetroffen in de bottini (de onderaardse aquaducten), wordt Nika verdacht van moord. Wanneer Nika één raadsel heeft opgelost, komen er tien nieuwe voor in de plaats. Wie kan ze nog vertrouwen in deze vijandige omgeving?
Alweer zo’n bloedstollend spannend boek van Ursula Poznanski! Siena blijkt een verrukkelijk decor voor een thriller: nauwe straatjes, studentenstad, toeristen, de bottini, de kathedraal, de middeleeuwse wijken met dierennamen en je kennis van het Italiaans is maar matig, dus maak je maar eens verstaanbaar…
Poznanski leidt de lezer een labyrint van raadsels binnen. De mededelingen op de flyer zijn aanvankelijk niet alleen voor Nika, maar ook voor de lezer onbegrijpelijk, al kom je er langzaam achter wat ze betekenen. Intussen voel je de dreiging toenemen. Laat dat maar aan Poznanski over! Het geheugenverlies van Nika weet ze uiteindelijk heel geloofwaardig te verklaren, de plot is zorgvuldig uitgewerkt. Je slaat vanzelf aan het terugbladeren: ja, het klopt, en ja, dat had je over het hoofd gezien, en ja, daar staat een aanwijzing! Heerlijk.
Je zou zo naar Siena willen reizen om ook door de straatjes te dwalen en de bottini te zien. Aquila is een huiveringwekkend boek dat je onmogelijk weg kunt leggen en waarin je vanaf de eerste bladzijde de dreiging voelt. Een prima thriller voor lezers van 15 jaar en ouder.
Luitingh-Sijthoff, november 2018
Het is augustus 1941 als Freddie en haar zus Truus gevraagd worden om zich aan te sluiten bij een verzetsgroep in Haarlem. Freddie is veertien, Truus zestien. Niemand zal zulke jonge meisjes verdenken van verzetswerk. Hun moeder, actief in de communistische partij, geeft toestemming, mits de meisjes beloven dat ze altijd menselijk moeten blijven. “Nooit als de vijand worden. Geen vuile handen maken.”
Die belofte blijkt al snel niet haalbaar, want de verzetsgroep gebruikt geweld. Freddie en Truus worden onder andere ingezet om belangrijke Duitse officieren te verleiden en ze mee naar een bosje te lokken, waar ze vervolgens geliquideerd worden. Niet veel later lopen de beide meisjes altijd met een vuurwapen op zak. Freddie heeft geregeld last van haar geweten. Bovendien mag ze niemand vertrouwen, maar dat blijkt niet te doen. Zo nu en dan móét ze gewoon met iemand praten over wat ze meemaakt, want de eenzaamheid van een jong meisje in een situatie zoals de hare, is niet te doen.
Het meisje met de vlechtjes is fictie, maar gebaseerd op het leven van Freddie Oversteegen. De verzetsgroep waar ze deel van uitmaakte, was dezelfde als waarin Hannie Schaft actief was. Freddie was piepjong toen ze zich aansloot bij het verzet. Wat in eerste instantie nog wel spannend leek, bleek ellendig. Heel goed kun je meevoelen met de walging van dat jonge meisje dat zich min of meer laat aanranden door een volwassen vent, in de wetenschap dat diezelfde vent daarna vermoord gaat worden. Je voelt mee met de angst. Met de eenzaamheid als ze zelfs met Truus niet kan praten over wat ze doet, omdat Truus zich net zo ellendig voelt als zij en haar zwakte niet wil laten merken.
De scheidingslijn tussen goed en kwaad is moeilijk te trekken. Freddie worstelt, moet vreselijk moeilijke beslissingen nemen en wordt in een razend tempo volwassen. Ze moet offers brengen, de prille relatie met haar vriendje Peter loopt stuk omdat Peter wil dat ze stopt met haar verzetswerk. Peters broer wordt slachtoffer van een vergeldingsactie van de Duitsers, na een moord die begaan is door de verzetsgroep.
Net als Elke dag een druppel gif (Moon, 2014) is Het meisje met de vlechtjes een indrukwekkend boek over de ellende die de Tweede Wereldoorlog met zich meebracht. Vijftien jaar en ouder.
Leopold, november 2018
Het is 1933. Hitler wordt verkozen tot bondskanselier, Duitsland verandert in een dictatuur. Klaus Mann, zoon van Nobelprijswinnaar Thomas Mann, werkt aan zijn oeuvre als schrijver en publiceert intussen artikelen in kranten en tijdschriften, waarin hij het Nazi-regime bekritiseert. Al snel lukt het niet meer om in Duitsland te publiceren. Klaus gaat in ballingschap in Parijs wonen, waar hij probeert een antifascistisch literair tijdschrift op te zetten, met bijdragen van andere bannelingen. Hij probeert ook zijn vader over te halen om mee te werken, maar verzwijgt dat Die Sammlung politiek getint is. Thomas Mann weigert namelijk om zijn afkeer tegen de Nazi’s uit te spreken, omdat hij bang is dat zijn werk dan niet meer gepubliceerd zal worden.
Over de moeizame relatie tussen Klaus Mann en zijn vader, schreef Rindert Kromhout eerder in Een Mann (2016). Ook in En ik was zijn held gaat het over de zoon die nooit helemaal uit de schaduw van zijn vader tevoorschijn kwam, maar het conflict is nu wat subtieler gebracht. Klaus hunkert nog altijd naar de erkenning en goedkeuring van zijn vader, maar hij is tegelijk teleurgesteld dat zijn vader zo opportunistisch is om voor zijn nieuwste roman te kiezen en te laf is om in het openbaar Hitler en de Nazi’s te veroordelen. Oom Heinrich Mann neemt wel risico’s, zus Erika verzet zich met haar cabaretgroep, maar Thomas blijft rustig in Zurich doorschrijven aan zijn roman. Intussen worden er in Duitsland boeken verbrand en probeert Klaus wanhopig om zijn draai te vinden, zowel op literair als op persoonlijk gebied.
En ik was zijn held is gebaseerd op feiten. De lezer weet wat de familie Mann niet eens kan vermoeden – dat 1933 slechts het begin is van een heleboel ellende – en dat geeft dit boek een extra lading mee. ‘Kunst moet wakker schudden,’ stelt Heinrich Mann vast. Het tijdschrift van Klaus Mann heeft de oorlog niet tegen kunnen houden, maar wellicht heeft het mensen aan het denken gezet.
Denken doe je tijdens het lezen van En ik was zijn held ook. Het boek schudt je wat minder door elkaar dan zijn voorganger deed, maar het laat je wel heel erg verlangen naar een derde boek over Klaus en de familie Mann. Wat heerlijk dat er zulke mooie historische boeken voor jongeren worden geschreven én uitgegeven!
En ik was zijn held is een roman om ademloos te lezen. Vijftien jaar en ouder.
Querido, augustus 2018
Lange tijd heeft Yara niet geweten wie haar grootmoeder is; haar eigen moeder hield haar weg bij Tanne. Yara begrijpt niet goed waarom. Goed, haar Omatan is anders dan anderen: ze leeft in een klein, primitief huisje op de hei en ze weet alles van kruiden en planten. Yara wil schaapherder worden, dus haar spreekt de manier van leven van Omatan wel aan.
Tanne groeide op in het begin van de 20e eeuw, op een boerderijtje in Vlaanderen. Ze was gefascineerd door de duivel en de hel; de oude verhalen trokken haar aan en stootten haar af. Maar Tanne wilde meer. Met haar kennis over planten en kruiden probeerde ze haar zin door te drijven. Die zin kreeg ze, maar de prijs die ze ervoor moest betalen, was hoog.
Nu Omatan op sterven ligt, probeert Yara te achterhalen wat er vroeger gebeurd is. Omatan vecht met de duivel. In hoeverre zijn haar wanen echt?
Niemand anders dan Marita de Sterck weet oude volksverhalen zo mooi te vervlechten met het heden. Anneke Tanneke Toverheks werd grootgebracht met oude Vlaamse tradities, met meneer pastoor, met de duivel en met heidense gebruiken om de duivel te verjagen. Intussen ruikt de lezer bijna de varkensmest en de bedompte lucht in de kleine boerderij.
Omatan vecht met de demonen uit het verleden. Heel langzaam wordt onthuld wat ze gedaan heeft om een lief te krijgen en wie ze erdoor gekwetst heeft. Hoe ze gebeden heeft om een kind en hoe ze het kind verloor. Hoe ze in haar eigen ogen gestraft werd voor haar daden en aan het einde van haar leven daarom een strijd met de duivel moet leveren.
Voor Yara en haar moeder is deze strijd nauwelijks te begrijpen. Ook van de (jonge) lezer vergt het nogal wat inlevingsvermogen; het geloof en bijgeloof van Omatan liggen dicht bij elkaar; voor wie niet opgroeide met katholieke gebruiken, is het een compleet nieuwe (en mogelijk niet te bevatten) wereld.
De taal in Duivelskruid is prachtig. De Vlaamse zinnen nodigen uit om ze zacht te fluisteren en er van te proeven. Het perspectief verspringt van het verleden naar het heden en terug.
Duivelskruid is een boek dat je wil hebben om vaker dan eens te kunnen lezen. Tanne is een prachtig personage, met al haar innerlijke conflicten en spijt; een grootmoeder die een zwart randje blijkt te hebben. Duivelskruid is een moeilijk, maar schitterend boek om zorgvuldig van te genieten, voor fijnproevers van vijftien jaar en ouder.
vertaling: Esther Ottens
Lemniscaat, juni 2018
Jona is hyperintelligent. Op zijn zeventiende gaat hij al op kamers wonen bij een gastgezin en studeren aan de universiteit. Naast intelligent is Jona helaas ook sociaal onhandig, arrogant, betweterig en irritant en weet hij mensen razendsnel tegen zich in het harnas te jagen. Zijn plan om de leuke ouderejaars Linda te veroveren, loopt dus op niets uit, ondanks dat Jona een perfect middel heeft om alles over haar te weten te komen.
Jona’s project heet Elanus: met een zelfontworpen computerprogramma en een drone-met-camera kan hij zijn slachtoffers stalken. Zo ontdekt hij al snel dat Linda een geheime relatie heeft met een getrouwde wiskundedocent. Als wraak omdat ze hem een blauwtje liet lopen, stuurt hij haar een dreigbriefje. En daarmee loopt de situatie volledig uit de hand.
Door de geheime vluchten van Elanus komt Jona weliswaar achter geheimen, maar brengt hij zichzelf ook in gevaar. Er speelt veel meer rondom de universiteit dan hij ooit vermoedde, toen hij zijn drone voor de eerste vlucht losliet.
In de boeken van Ursula Poznanski zit telkens een beangstigend, big-brother-achtig element. Dat is in Elanus ook weer het geval: enerzijds natuurlijk het project van Jona, waardoor de lezer zijn mobiel bijna niet meer aan durft te laten staan en bij elk raar gezoem de oren spitst en kijkt of er niet ineens een drone in de lucht zweeft. Anderzijds zijn er ook mensen die griezelig veel van Jona blijken te weten.
Elanus is opnieuw behoorlijk spannend, al is het niet zo’n pageturner als Poznanski’s eerdere boeken. Dat hindert niet. Poznanski heeft het ditmaal aangedurfd om een behoorlijk onsympathieke hoofdpersoon op te voeren. Aanvankelijk gun je Jona zijn nederlagen, al zie je ook wel in dat de jongen dankzij zijn hoogbegaafdheid nogal eenzaam is. Naarmate het verhaal vordert en Jona meer aan zijn hoofd krijgt dan alleen maar de snoeislimme jongen uit te hangen, wordt hij beter te pruimen.
Na het lezen van Elanus vraag je je verontrust af wat er tegenwoordig allemaal nog meer mogelijk is op het terrein van spionage. Geen drone-eigenaar is meer te vertrouwen.
Elanus is een toegankelijk, tikje science-fictionachtig boek voor vijftien jaar en ouder.
Leopold, november 2017
Liesbeth is opgenomen op de gesloten afdeling van psychiatrie. ‘Niemand zit op mij te wachten,’ zegt ze tijdens het eerste gesprek met haar therapeute. Ze krijgt overal de schuld van. Maar er is niemand die aan haar vraagt hoe het gekomen is. Goed. Dan vraagt de therapeute het. ‘Heb je een maandje?’ is het antwoord van Liesbeth.
Liesbeth groeide op in een gezin dat zogezegd niet erg standaard bleek. Haar vader is docent drama - en een egocentrische narcist, haar moeder blijkt Asperger te hebben en is volgens Liesbeth niet in staat om van iemand te houden. Liesbeths jongere broertje en zusje zijn allebei behoorlijk autistisch en krijgen daarom veel aandacht – de aandacht waar Liesbeth naar snakt. Liesbeth zelf was gewend geraakt zich weg te cijferen, maar nu ze ouder wordt, wil ze ook gezien worden. Alleen heeft Liesbeth nooit goed geleerd waar haar grenzen liggen en hoe ze om moet gaan met anderen. Dus doet ze gekke dingen en schreeuwt ze om aandacht. En dat terwijl ze maar één ding wil: iemand die haar begrijpt. Iemands meisje zijn.
Met Liesbeth en haar familie maakten we al kennis in Survival (2015). In dat boek was ze dertien en liep de situatie behoorlijk uit de hand, maar had je wel het gevoel dat het goed zou komen met haar. Inmiddels zit Liesbeth in haar eindexamenjaar en blijkt dat ze er in de afgelopen jaren een behoorlijke puinhoop van heeft gemaakt. Dat kan ook bijna niet anders als je ziet wat haar thuissituatie is. Ferdi en Hella zullen je ouders maar zijn!
Niemands meisje is niet zozeer een verhaal. Het is een bundeling van de verslagen van de gesprekken die Liesbeth met haar therapeute voert, van notities die Liesbeth schrijft over wat ze meemaakt en meemaakte en van de bijeenkomsten van de ‘lotgenotengroep’ waar ze heen wordt gestuurd. Door deze combinatie krijgt de lezer een beeld van Liesbeth. Ze is irritant. Ze is intelligent. Je krijgt intens medelijden met haar, terwijl je een bladzijde later haar een draak van een meid vindt. Je ziet haar blunderen, sociale fouten maken. En toch denk je: meisje, wat gun ik jou iemand bij wie jij je ei wel kwijt kunt!
Niemands meisje leest (mede door de vele gesprekken) snel weg, maar inhoudelijk is het een boek dat veel van de lezer vraagt. Liesbeth is een ongelooflijk intrigerende hoofdpersoon die zich niet makkelijk laat doorgronden. Een pittig boek voor vijftien jaar en ouder.
vertaling: Esther Ottens
Lemniscaat, maart 2017
Dorian van 17 is dakloos. Op een nacht wordt hij wakker met barstende hoofdpijn – en met een dode zwerver naast zich. De man is neergestoken met het zakmes van Dorian. Een hulpverlener ontfermt zich over Dorian en neemt hem mee naar een villa buiten de stad. In deze villa worden meer dakloze probleemjongeren opgevangen: ze krijgen er een bed, eten en scholing. In ruil daarvoor moeten ze soms klusjes doen, bijvoorbeeld flyeren in de stad met foldertjes voor goede doelen.
Aan Dorian wordt gevraagd om verzegelde relatiegeschenken af te leveren. Dat gaat goed, tot het op een dag niet lukt een pakketje te bezorgen. Dorian opent het pakje, maar vanaf dat moment heeft hij een code gebroken en kan hij niet meer terug. In het pakje zit een bril waarmee je informatie kunt lezen die voor anderen verborgen blijft. Dorian moet vluchten voor de mensen van de villa. Mensen die niet zo vreedzaam en menslievend blijken te zijn als ze aanvankelijk leken. Via de bril krijgt Dorian boodschappen door. Hij moet in de stad blijven, anders zal Stella, het meisje op wie hij smoorverliefd is, het niet overleven.
Net als Erebos (2011) en Saeculum (2012) is Layers adembenemend spannend. Er zijn meer parallellen: de lezer wordt telkens op het verkeerde been gezet wie er te vertrouwen is en wie niet, en de lezer snakt naar de ontknoping. Wat is er hier aan de hand? Wie is Raoul Bornheim - de weldoener in de villa -, wat voor organisatie zit hierachter, wat gaat er voor iets vreselijks gebeuren?
De nadruk van het verhaal ligt op het heden: Dorian die een kat-en-muisspel speelt met zijn achtervolgers en die steeds verder in het nauw gedreven wordt. Over zijn achtergrond wordt maar heel sporadisch iets losgelaten, net voldoende om te blijven geloven dat hij het leven van Stella wil redden. En dat hij persé wil weten wat er precies aan de hand is, natuurlijk.
Layers is een boek om in één ruk uit te lezen, maar naarmate de ontknoping nadert, dreigt de plot helaas te verzanden in herhalingen. Bovendien is die ontknoping zelf nogal ongeloofwaardig. Na een fantastisch boek als Saeculum waren mijn verwachtingen hoog gespannen en ging ik uit van een volgend goed geconstrueerd verhaal. Layers maakt die belofte jammer genoeg niet waar. Het is heerlijk lezen, maar de lezer blijft uiteindelijk een beetje ontgoocheld achter. Een intrigerend boek met een rommelige plot voor vijftien jaar en ouder.
Leopold, januari 2017
Tessel zit in 5 VWO. Haar mentor is ervan overtuigd dat ze overwerkt is, haar moeder beweert dat ze té perfectionistisch is. Tessel zelf is gewoon in de war. Ze gaat amper nog naar school, twijfelt waarover ze haar profielwerkstuk gaat schrijven, slaapt overdag, spookt ’s nachts door het huis en speelt zo nu en dan piano. En ze gaat op bezoek bij Evelien, de moeder van Sanne. Sanne is overleden aan complicaties na een beenmergtransplantatie.
Langzaamaan wordt duidelijk waarom Tessel zo in de war is. Tot en met de vierde klas ging alles namelijk prima met haar. Zo goed dat ze tijd genoeg had om regie-assistente te worden bij het schooltoneel. P. regisseerde de voorstelling; de leraar Nederlands die in zijn vrije tijd met een cabaretvoorstelling door het land trok. Zijn vrouw was zwanger, had geen energie om met hem mee te gaan, dus was het heel normaal dat Tessel hem vergezelde. En het was ook heel normaal dat ze met P. hand in hand over het strand wandelde en met hem zoende. Dat had verder niks te betekenen, volgens P. En dus ook niet volgens Tessel. Dacht ze.
Het is moeilijk om in één woord te zeggen waar Er is geen vorm waarin ik pas over gaat. Puberteit? Eerste liefde? Vriendschap? Of is het toch rouwverwerking? Evelien rouwt om Sanne. Dat doet ze vol overgave. In feite rouwt Tessel ook. Zij is op een vernederende wijze in de steek gelaten door P. Daar schaamt ze zich rot over, zo erg dat ze amper meer naar school durft, maar onder de schaamte en de boosheid zit ook verdriet. En rouw. Tessel stelt dat de definitie van rouwen vermoedelijk luidt ‘Krampachtig proberen vast te houden wat je allang verloren hebt.’
Met de veerkracht van een zeventienjarige, met een bizar en zwart gevoel voor humor en met hier en daar wat hulp uit haar omgeving komt Tessel weer op de been. Ze bedenkt een plan om wraak te nemen op P.; een plan dat weliswaar niet helemaal zo verloopt als ze bedacht had, maar dat toch bevredigend genoeg is om verder te kunnen met haar leven.
Erna Sassen schreef al eerder een boek waarin een scheve liefdesrelatie een grote rol speelde (Kom niet dichterbij, Leopold, 2014). Er is geen vorm waarin ik pas is een boek dat net zo knap is opgebouwd en dat ook lang na het lezen nog in je hoofd blijft ronddwalen. Vijftien jaar en ouder.
Leopold, november 2016
April 1926. De jonge schrijver Klaus Mann tobt met een probleem: hij is de zoon van de beroemde schrijver Thomas Mann. Toen Klaus een kleine jongen was, waren zijn vader en hij vrienden. Inmiddels is hij negentien jaar en heeft al een toneelstuk en twee boeken op zijn naam staan. Hij zou zichzelf dus succesvol kunnen noemen, maar hij voelt zich afgewezen door zijn vader. Is het zijn lot om eeuwig in de schaduw van Thomas Mann te staan?
Omdat hij de directe confrontatie niet aandurft, besluit Klaus zijn vader een brief te schrijven. Een openhartige brief waarin hij terugblikt op zijn leven-tot-nu-toe. De brief groeit in enkele maanden uit tot een roman. Als je keuzes maakt, verdwijnen andere dromen. In het late voorjaar van 1926 wordt Klaus Mann volwassen.
Zo nu en dan heb je een boek in je handen dat dwars door je hersens blaast, je wereld op zijn kop zet, je door elkaar schudt en je weer laat landen, waarna je verward en gretig verder leest omdat het boek ook nog eens goed geschreven en verschrikkelijk boeiend is.
Bijna onnodig te zeggen dat Een Mann zo’n boek is. Een vader-zoon-conflict tussen twee behoorlijke ego’s, een welgestelde beroemde familie in het Duitsland tijdens en vlak na de Eerste Wereldoorlog; de tijd van herstelbetalingen, gigantische inflatie en de opkomst van het Nationaal Socialisme. Een omgeving waarin niemand een probleem maakt van homoseksualiteit, waarin kinderen vrij gelaten worden, schrijver of actrice kunnen worden en waarin ze vooral gestimuleerd worden hun hersens te gebruiken. En een tobberige adolescent die zijn draai op de wereld maar niet kan vinden en die zijn vader over zijn schouder mee voelt kijken bij alles wat hij doet. Fantastisch, wat een snelkookpan!
Een Mann is gebaseerd op feiten en bestaande personen. Thomas Mann won in 1929 de Nobelprijs, Klaus Mann nam in 1949 een overdosis slaapmiddelen in. Deze tragedie wordt in het boek niet meer genoemd; het verhaal eindigt in juli 1926. Nog een reden om na het lezen te filosoferen over succesvolle vaders en zonen met dromen en ambities.
Wie Een Mann uit heeft, wil het liefst meteen opnieuw beginnen met lezen. Wat een verademing dat er boeken als Een Mann worden geschreven. Hier kun je een hele poos van nagenieten.
Een boek om op een voetstuk te plaatsen, geschikt voor lezers van vijftien jaar en ouder.
De Fontein, november 2015
1959. Kees en Jan. Zomaar op een dag waren ze vrienden. Jan sloeg Kees een gebroken neus omdat hij op zijn plekje stond te vissen, Kees mepte Jan terug op zijn gezicht. ‘Nu zijn we vrienden,’ zei Jan. Een abrupt en vreemd begin van een vriendschap. De jongens vissen samen, kijken naar de leeuweriken, praten en filosoferen over vrijheid. En Jan daagt Kees uit om in de schoorsteenpijp bij de tuinderij te klimmen, om te kijken of je van daaruit de zee kunt zien. Kees durft niet. Jan klimt uiteindelijk alleen naar boven, zingend nog wel, vanuit de top zwaait hij naar Kees en valt dan naar beneden. Hij is dood. En Kees rent naar huis, alsof er niets gebeurd is en hij van niets weet.
Zijn hele leven draagt Kees dit geheim met zich mee. Hij heeft Jan zien vallen en hij heeft Jan in de steek gelaten. De zee zien gaat over schuldgevoel en vriendschap. Maar het is ook een boek over geloven en over een eerste liefde - want Jan heeft een prachtige zus Marijke. Kees steelt stiekem kleinigheidjes van haar, een losse knoop van haar vestje, een haarspeld, een kettinkje en zelfs een onderbroek van de waslijn. Eén keer mag hij eindelijk haar zoenen en haar borsten strelen, daarna gebeurt het ongeluk. Marijke was Kees’ eerste liefde en ook zij verdwijnt uit zijn leven.
In de proloog vertelt de bijna 70-jarige Kees over de val Jan, daarna gaat hij terug naar 1959. De zomer met Jan en Marijke voltrekt zich in het decor van dat jaar. Het is een decor met een groot katholiek gezin waarvan Kees de oudste is. Hij moet naar de ULO in plaats van naar de HBS, een fietstocht met Marijke achterop is het toppunt van romantiek.
Wellicht staat het verhaal daarom wat ver van jongeren af, maar het zou zonde zijn om daarom De zee zien niet te lezen. Want de taal van het boek is prachtig, het drama sluimert tussen de regels door en op een meisje als Marijke zou iedereen smoorverliefd kunnen worden. Dat éne moment heeft invloed op Kees zijn hele leven.
Vriendschap en verliefdheid, dood en schuld. De zee zien is een boek om vaker dan eens te lezen en om te blijven koesteren. Geschikt voor vijftien jaar en (veel) ouder.
Van Goor, oktober 2015
Jaap-Jan is een nieuw leven begonnen: een leven op kamers in een nieuwe stad met een nieuwe studie. Niemand die hem hier kent, niemand die weet dat zijn schooltijd vergald is door die ene jongen: Ivar. Ivar die hem uitsloot, Ivar die een sadist was, Ivar die hem treiterde, Ivar die ervoor zorgde dat iedere schooldag een hel was.
Tot zijn verbazing vindt Jaap-Jan al snel aansluiting bij drie medestudenten: Scrabble, Mi-Lan en Liza. Hij vindt werk in de club waar Liza ook achter de bar staat en wordt zelfs een tamelijk populaire jongen. Toch houdt hij last van het verleden. Liza vraagt hem ook: waarom hij altijd wegloopt als er iets serieus dreigt te worden.
Op een avond verschijnt Ivar ineens in de club. Jaap-Jan besluit dit keer niet weg te lopen, maar de confrontatie aan te gaan. Hij zal hoe dan ook achter Ivars zwakke punt komen en hem daarmee onderuit halen. Daarvoor moet hij over grenzen gaan. Maar dan blijkt dat zwakke punt van Ivar heel ergens anders te liggen dan waar Jaap-Jan dacht.
Oog om oog start met een proloogje dat subtiel suggereert dat de ‘ik’ iets vreselijks heeft gedaan. Vernuftig bedacht, want de lezer is meteen nieuwsgierig naar wat er voorgevallen is. Jaap-Jan begint bij zijn nieuwe leven en nieuwe studie, maar laat met kleine flash-backs zien wat tijdens zijn basisschooltijd allemaal gebeurde. Ivar lijkt aanvankelijk een geniepig ettertje dat een gewillig slachtoffer nodig had om te kunnen pesten. Pas laat in het boek blijkt het genuanceerder te liggen. Een gebeurtenis heeft vaak meerdere kanten.
Naast de verhaallijn over Ivar, speelt er meer in de omgeving van Jaap-Jan. Scrabble is een mysterieuze en merkwaardige jongen die eveneens een verleden heeft en die niet zomaar toevallig vriendschap met Jaap-Jan sloot.
Er zijn wel wat toevalligheden in het verhaal en tijdens de ontknoping van het boek gaat het duizelen: hoe zit het allemaal nou precies?
Neemt niet weg dat Oog om oog een boek is dat je moeilijk weg kunt leggen. Jaap-Jan moet in het reine komen met zijn verleden en maakt daarom een heftige tijd door.
Eindelijk eens een boek dat het etiket Young Adult verdient, want om Oog om oog te kunnen doorgronden, heb je al aardig wat lees- én levenservaring nodig. Geschikt voor vijftien jaar en ouder.
vertaling: Sandra van de Ven
De Fontein, april 2015
De familie Sinclair is rijk. De familie Sinclair is succesvol. De Sinclairs zijn atletisch, lang en knap, hun glimlach is breed, hun kaak is vierkant en hun tennisopslag agressief, zoals de oudste kleindochter Cadence Sinclair Eastman ironisch opmerkt. Het is een volmaakte familie, die elke zomer doorbrengt op hun privé-eiland voor de kust van Massachusetts.
Samen met een neefje, een nichtje en logeetje Gat vormt Cadence sinds haar achtste in de zomer een soort club. Ze noemen zich ‘de leugenaars’. Cadence wordt elke zomer verliefder op Gat. Aanvankelijk leek haar grootvader geen bezwaar het hebben tegen de aanwezigheid van Gat, maar hij laat steeds vaker subtiel merken dat hij er moeite mee heeft dat zijn oudste kleinkind valt voor een gekleurde jongen.
Deze zomer is alles anders. Tijdens ‘Zomer 15’ – twee jaar terug - is er een ongeluk gebeurd met Cadence. Ze weet niet meer wat er precies is voorgevallen, maar het is ernstig. Haar familie wil niets vertellen en schermt haar af. Beetje bij beetje komt het geheugen van Cadence terug. En dat is een moment waar de familie Sinclair bang voor is.
En met de onthulling blijkt de familie Sinclair een tijdbom te zijn. Het was al duidelijk dat de Pater Familias een oude tiran is, zijn drie beeldschone dochters egocentrische krengen zijn die alle drie vinden dat zij recht hebben op het grootste deel van de erfenis en de kleinkinderen ook allemaal hun geheimen blijken te hebben. Op het moment waarop Cadence zich eindelijk kan herinneren wat zich in Zomer 15 afspeelde, denkt de lezer: ohhh! en bladert meteen terug om te zien wat hij allemaal gemist heeft. Het is een mokerslag die je niet aan zag komen – en ook weer wel. Want tussen de regels door broeide en gistte het vanaf de eerste bladzijde en dat er een apotheose aankwam, dat kon niet anders.
Van E. Lockhart verschenen eerder verschillende (hilarische) meidenboeken. Wij leugenaars is van een totaal andere orde. Het is een prachtig geschreven en perfect opgebouwd boek, waar je na het lezen onmiddellijk opnieuw in begint om te zien welke aanwijzingen je allemaal gemist had. Een familiegeschiedenis die voor de buitenwereld perfect lijkt, wordt genadeloos door de oudste kleindochter blootgelegd. Wij leugenaars is een verontrustend en verpletterend boek voor vijftien jaar en ouder.
Pagina 2 van 3