vertaling: Sandra van de Ven
illustraties: Wouter Tulp
Tweede deel over Bakkerij Bliss
Van Holkema & Warendorf, mei 2013
In het eerste boek over Bakkerij Bliss maakte de lezer kennis met de familie Bliss en hun magische kookboek. Dit kookboek werd gestolen door de hekserige tante Lilian Le Fay. Deze namaaktante heeft inmiddels een beroemd kookprogramma op tv en mengt magisch poeder door haar verrukkelijke baksels. Iedereen die ervan eet, vindt Lilian Le Fay de meest fantastische mens op aarde. Dat kan gevaarlijk worden.
In deel twee wil Roos Bliss alles doen om het kookboek terug te krijgen. Ze daagt haar tante uit om deel te nemen aan het Gala des Grands Gâteaux; een beroemde bakwedstrijd in Parijs. Wie wint, mag het kookboek houden. Dat is in feite gekkenwerk, want Roos is pas twaalf en heeft alle schijn tegen. Maar Roos heeft een fantastisch team achter zich: haar hele familie, een pratende kat en een Franse muis. Vijf dagen lang moet ze iets bijzonders bakken, iets waarvoor ze een heel speciaal ingrediënt nodig heeft. Een geestenverzuchting, een vuist schone regen of de blos van een ware koningin. Intussen probeert Lilian haar van alle kanten dwars te zitten. Krijgt Roos het kookboek toch nog terug?
Natuurlijk! Zo hoort dat in grappige en spannende boeken. Roos is de underdog, maar zo’n lief en bescheiden meisje gun je de klaterende overwinning! Al is het aan het einde van het boek wel duidelijk dat tante Lilian nog niet klaar is met die familie Bliss. Geen nood, er is ook nog een derde deel over Bakkerij Bliss.
Op zich is het mogelijk om de boeken onafhankelijk van elkaar te lezen, maar je mist het een en ander aan informatie als je met deel twee begint. Wat in het eerste boek gebeurde, wordt weliswaar verteld, maar het eerste hoofdstuk van De waanzinnige wedstrijd van Bakkerij Bliss is toch een beetje puzzelen voor wie de familie Bliss nog niet eerder ontmoette.
Er zijn vijf opdrachten in de bakwedstrijd en dat zijn er genoeg, want het verhaal dreigde een beetje in herhalingen te verzanden. De waanzinnige wedstrijd van Bakkerij Bliss is een heerlijk en hilarisch toververhaal, al kan er niemand van de familie Bliss werkelijk toveren. Het zit allemaal in hun magische recepten. Bakkerij Bliss is een leuke, toegankelijk trilogie voor lezers vanaf tien jaar. Ook geschikt om in de klas voor te lezen!
Querido, oktober 2015
Het is 1722. Nadat hun moeder overleed en hun vader in het tuchthuis terecht kwam, monsterden Roemer en zijn broer Pieter aan op de Thienhoven, een van de drie schepen van de ontdekkingsvloot van Jacob Roggeveen naar het Zuidland.
Inmiddels varen ze over de Stille Zuidzee, maar het leven aan boord is een hel. Het eten is bedorven, het drinkwater smerig en veel bemanningsleden hebben scheurbuik. Als een van de andere schepen vlakbij het koraaleiland Takapoto vergaat, besluit Roemer samen met vier andere mannen op het eilandje te blijven.
Het eilandje lijkt een paradijs: er zijn kokosnoten en vis genoeg, maar er zijn ook haaien. Heel veel haaien. En er is een nederzetting waar bijna alleen vrouwen wonen. Alle volwassen mannen, met uitzondering van de oude Tautai, waren twee jaar eerder door de wrede Ana’a vermoord. Roemer wordt verliefd op het meisje Nu’i. Hij past zich aan, wil graag op het eiland blijven. Maar dan komen de Ana’a terug en ontvoeren Nu’i. Hoe moet Roemer zijn geliefde redden uit de handen van deze wrede krijgers?
De reis van Jacob Roggeveen heeft werkelijk plaatsgevonden, al heeft hij Zuidland (dat niet bestaat) uiteraard nooit ontdekt. Wel zijn er vijf muitende bemanningsleden achtergebleven op het eilandje Takapoto. Roemers broer Pieter ligt er zelfs begraven.
Haaieneiland is een boek zoals je verwacht van Rob Ruggenberg: goed gedocumenteerd, gebaseerd op feiten, spannend, helder verteld. Het perspectief ligt meestal bij Roemer, soms is er een klein stukje vanuit Nu’i geschreven, maar dat stoort niet. Het is juist wel leuk om te lezen hoe een meisje als zij aankijkt tegen een jongen met gele haren en blauwe ogen.
Het boek start met een korte proloog zodat de lezer meteen weet welke gevaren er dreigen rondom Takapoto. Genoeg gevaren om eens fijn bij te griezelen. Het boek eindigt met een epiloog van veertig jaar later, uit het scheepsjournaal van ontdekkingsreiziger John Byron, waarin Byron verhaalt over een oude man die hij aantrof op het eiland Takapoto.
Voor wie meer weer weten over wat ‘echt’ is en over de achtergronden van Haaieneiland is er weer een interessante website met informatie: www.haaieneiland.nl. Historische jeugdboeken als deze, daar willen we er graag meer van!
Haaieneiland is lekker lezen voor een grote groep lezers vanaf elf jaar.
van Holkema & Warendorf, september 2015
Brabant, 1893. De 13-jarige Jochem werkt in de slechtlopende herberg van zijn vader. Op een dag arriveert er een vreemdeling. Deze meneer Gustave vertelt over zijn reizen, iets waar Jochem stiekem ook over droomt. De volgende dag brengt Jochem de vreemdeling een eindje weg, de Zompige Heide over. Er doen vreemde verhalen de ronde over de Heide: je moet er uit de buurt blijven van de Witte Wieven. Bijgeloof, meent Gustave. Ondanks alle waarschuwingen gaat hij de grot onder de mythische Heksenbult in en neemt een losgebikte klomp goud mee naar buiten.
Vier jaar later keert Gustave terug als Baron Hooghmoet. Hij heeft met zijn goud de Zompige Heide opgekocht en bouwt er een goudmijn. Veel mensen in het dorp vinden dat je de Heide en de Witte Wieven met rust moet laten, maar ze laten zich paaien door de Baron met zijn geld. Er gebeuren vreemde dingen bij de mijn: gangen storten in, de lift valt zomaar naar beneden, er kruipen spinnen rond en sommige mijnwerkers komen raaskallend over Witte Wieven terug naar boven. Wat heeft de hebzuchtige baron allemaal op zijn geweten?
Baron 1898 is geschreven rondom een nieuwe Efteling-attractie. Alles waarbij De Efteling een vinger in de pap heeft, ziet er verzorgd uit, en dat is bij dit boek ook het geval. Het is een mooie, gebonden uitgave en er staan mysterieuze afbeeldingen in, die een wat spookachtige sfeer oproepen. Aanvankelijk lijkt het verhaal realistisch, maar door die wazige Witte Wieven – die in veel legendes rondom heidegebieden opduiken – krijg je toch het idee dat er meer aan de hand is met dat stiekem meegenomen klompje goud. Het blijft aangenaam vaag, wat er rondom die mijn, de Baron 1898, voor griezeligs speelt.
Daarnaast gaat Baron 1898 ook over dromen, over je eigen weg vinden en over vriendschap. Doet Jochem wat zijn vader van hem wil (trouwen met een meisje uit het dorp en de herberg overnemen) of volgt hij zijn hart en kiest hij voor zijn vriendin Doortje en het avontuur?
Echte historische details bevat Baron 1898 amper, maar de sfeer van zo’n straatarm Brabants dorp versus een rijke nieuwkomer is mooi neergezet. Een prettig leesbaar verhaal dat mede dankzij de link met de Efteling veel gelezen zal worden. Geschikt voor tien jaar en ouder.
Kluitman, mei 2015
Samen met zijn buurjongen Jimi vormt Storm de Blockbusters: een geheime club die mysteries ontrafelt. Tot dusver zonder al te veel succes, maar daar lijkt verandering in te komen als Storm per ongeluk een merkwaardig telefoongesprek opvangt.
De moeder van Storm is restaurateur van schilderijen. Ze werkt in een goed beveiligd atelier in de achtertuin. Op een nacht wordt er een wereldberoemd schilderij afgeleverd: De jongedames van Avignon van Picasso. Storms moeder is erg trots dat ze mag onderzoeken of Picasso misschien schetsen heeft gemaakt die onder de verf verborgen zitten, maar Storm ontdekt dat haar collega professor Sax andere plannen heeft. Na het onderzoek moet het schilderij naar een Picasso-overzichtstentoonstelling in Londen, maar Sax wil het in het geheim overbrengen naar Parijs.
Dat is een klus voor de Blockbusters! En Storm heeft geluk, want in de kerstvakantie gaat hij een paar dagen logeren bij zijn opa in Parijs. Daar ontmoet hij de slimme Juul, die hem goed kan helpen. Alleen wil niemand geloven dat professor Sax iets gruwelijks van plan is…
Het Picasso Mysterie is het eerste deel van wat een detective-achtige serie over kunst gaat worden. Het verhaal heeft nogal veel toevalligheden nodig. Bovendien is het tamelijk ongeloofwaardig dat zo’n beroemd schilderij vanuit New York wordt overgevlogen naar Nederland. In de sfeer van het boek ga je er wel redelijk in mee.
Het verhaal komt wat traag op gang, er moet veel uitgelegd worden voor het werkelijke avontuur gaat beginnen. Als Storm eenmaal in Parijs is, begint het echt lopen. De lezer krijgt een heus speurdersverhaal voorgeschoteld, maar steekt tijdens het lezen ook nog heel wat op over Picasso en over het beroemde schilderij Les demoiselles d’Avignon.
Er is al een tweede deel in de maak, omtrent Monet. Hopelijk spelen de toevalligheden uit dit debuut dan een minder grote rol, want het idee om kinderen op deze manier te vertellen over kunst, is ontzettend leuk. Het boek nodigt uit om te gaan googelen op het schilderij, of om het te gaan bekijken. Jammer dat het in New York hangt, want daar ga je niet zo snel heen.
Blockbusters – Het Picasso Mysterie toont aan dat kunst zeker niet saai is. Het boek is geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
Lemniscaat, juni 2015
Het einde van groep 8, dat betekent op schoolkamp gaan. Lynn heeft zich erop verheugd en haar bagage tot in de puntjes voorbereid. Er kan en mag niks misgaan! Maar natuurlijk loopt alles anders dan ze in haar rooskleurige fantasie had bedacht. Ze krijgt ineens rare vlinders in haar buik als ze aan Joeri denkt, ze heeft de verkeerde kleren bij zich en ineens groeien haar hoektanden recht uit haar bovenkaak naar voren, in plaats van gewoon naar beneden. Bovendien gaat op het schoolkamp het groepjesgedoe gewoon door. Lynn wil graag ‘erbij horen’, maar de populaire meiden klitten en roddelen en de buitenbeentjes blijven buitenbeentjes. Geheimen die in vertrouwen worden verteld, blijven nog geen halve dag geheim. Aan het eind van de tweede middag wordt een klasgenote bewusteloos uit het zwembad gehaald. Wat is er nu eigenlijk gebeurd? En wat ging aan dit ongeluk vooraf?
‘Konkelfoezen’. Dit prachtige woord is van toepassing op de meiden van groep 8a. Lynn is geen bedeesd doetje, verre van dat, maar toch doet ze ontzettend haar best om precies in de smaak te vallen bij wat ‘de groep’ wil. Het is ontzettend belangrijk om de juiste handdoek bij je te hebben en het is een ramp als je broer ’s ochtends net die handdoek van jouw stapeltje grist om zijn puistenkop aan af te drogen.
Alleen outsider Fenna durft precies te zijn wie ze is en heeft schijt aan Kim, Anneloes, Natas en alle BFF’s. Lynn schippert er een beetje tussendoor. Met alle fouten die een twaalfjarige maar kan maken, baant ze zich een weg door dat leuke, spannende, ellendige schoolkamp.
Na Lynn! schetst Anke Kranendonk opnieuw een prachtig portret van een meisje op de rand van de puberteit. Wat een ramp, wat een gedoe, wat een ellende met al die meiden die doen alsof ze volwassen zijn, maar zich in werkelijkheid zeldzaam kwetsbaar en onzeker voelen. De meester kan er duidelijk geen kant mee op, de jongens snappen niet waarom die meiden zo moeilijk doen. Eén geruststelling: ook voor meiden van twaalf kan alles nog in orde komen.
Lezen, dit boek! Voor alle meiden aan het eind van groep 8 die nog op kamp moeten, of al zijn geweest. En voor alle andere onzekere meiden vanaf elf jaar en voor iedereen die zulke meisjes om zich heen heeft en wil proberen te begrijpen wat er in zo’n puberbrein omgaat.
Lemniscaat, mei 2015
Amsterdam, 1762. Pontus is een wees; zijn vader is nooit teruggekeerd van de walvisvaart. Hij verdient de kost als een soort boodschappenjongen op de Vismarkt. Als hij op een middag schol moet bezorgen in een kleine steeg, treft hij daar een dodelijk gewonde man aan. Binnen een dag heeft de schout Pontus beschuldigd van moord en zit de jongen in een cel. Hij weet te ontsnappen, maar hoe moet hij aantonen dat hij onschuldig is?
Op de vlucht komt hij terecht bij de bende van Lijp Kot. Als Pontus zich ontwikkelt tot meesterzakkenroller, heeft hij onderdak, eten en bescherming van Lijp, maar dan moet hij dus wél stelen. En dat terwijl hij aan zijn vader beloofd heeft dat nooit te doen. Pontus heeft geen keus. Wie kan hij vertrouwen en wie niet? En heeft de andere zakkenroller uit de bende nou wel of niet de moord gepleegd waar Pontus voor op moest draaien?
De bende van Lijp Kot is een lekker leesbaar historisch avontuur. Pontus, een doodgewone weesjongen, komt zomaar in een afschuwelijke situatie terecht: beschuldigd van moord, de cel in, de pijnbank en de duimschroeven lonken, maar gelukkig (en wat toevallig) weet hij te ontsnappen. De lezer ziet sneller dan Pontus hoe het zit en dat hij bij de bende van Lijp Kot van de regen in de drup terecht is gekomen.
Het boek is een debuut en dat is op een aantal fronten wel te merken. De ontknoping van het verhaal ligt er wat dik bovenop, de taal is hier en daar nog wat stroef. De auteur is gelukkig niet in de valkuil getrapt om het boek al te ingewikkeld te maken: het verhaal loopt gewoon van a tot z en is helder en duidelijk te volgen voor jonge lezers. Een plattegrond van Amsterdam in de 18e eeuw op het schutblad en een verklarende woordenlijst achterin maken het boek af. Al had die woordenlijst hier en daar wel wat uitgebreider mogen zijn.
Pontus met zijn rode krullen is een hoofdpersoon om van te gaan houden. Hij wordt nogal vaak door het toeval - en door dezelfde rijke heer - geholpen, maar dat gun je hem wel. Hopelijk komt de auteur snel met een tweede boek. De bende van Lijp Kot is geschikt voor liefhebbers van geschiedenis vanaf tien jaar.
Querido, mei 2015
Omdat haar ouders tijd nodig hebben om ‘alles op een rijtje’ te zetten, moet Vonkie logeren op de boerderij van haar wat stugge opa. Ze verveelt zich rot, behalve als opa verhalen vertelt over zijn eigen jeugd. Hij had zes broers: vier oudere en nog een tweeling onder zich. Buts, de broer boven hem, was zijn beste vriend en bondgenoot, met wie hij kattenkwaad uithaalde en moest opboksen tegen De Grote Drie. Maar waarom heeft opa dan al tientallen jaren geen contact meer met Buts? Vonkie is vastbesloten te achterhalen wat er in het verleden is voorgevallen, waarom Buts naar Nieuw-Zeeland vertrok en waarom ze van opa niet bij de oude molen mag komen. Samen met haar achterneef Sven gaat ze op onderzoek uit. Het moet toch lukken om achter dat familiegeheim te komen en om opa en Buts weer met elkaar te verzoenen?
De ouders van Vonkie staan op het punt te gaan scheiden. Vonkie wordt zolang bij opa gedumpt. Van een afstand lukt het haar natuurlijk niet om haar ouders bij elkaar te houden. Bij opa lijkt ze meer succes te hebben. Hij vertelt die verhalen over vroeger, aanvankelijk anekdotes over hoe Buts en hij hun oudere broers voor de gek hielden, maar later mondjesmaat ook meer over dat Buts hem verraden heeft. Het wordt Vonkie’s missie om haar koppige opa te verzoenen met een schijnbaar even koppige broer. En daarin gaat ze ver. Heel ver. Zo ver dat de lezer soms denkt: kind, laat het los, bemoei je er verder niet mee, dit komt nooit meer goed. En dat het dan op het laatst ineens patsboem wel goed komt, dat is helaas op het ongeloofwaardige af.
Spijkerzwijgen is prachtig verteld, het broeit, het borrelt, het gist, de dialogen zijn schitterend en de sfeer rondom de afgelegen boerderij is al even mooi beschreven. Laat dat maar aan Simon van der Geest over. Net als in het bekroonde Spinder (2012) wordt er langzaam een familiegeheim onthuld, al is Spinder een stuk subtieler dan Spijkerzwijgen. Beide boeken lijken op elkaar, al is het maar vanwege het thema. Eerlijk is eerlijk: Spinder was beter. Maar als je dit vorige boek vergeet, is Spijkerzwijgen toch ook een knap stukje werk; een boek om met plezier te lezen, al is het maar omdat Vonkies opa zo mooi kan vertellen over het opgroeien tussen zes broers.
Spijkerzwijgen is geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
Querido, april 2015
Fitz is woedend. Op haar vader en nog meer op haar moeder. Die mensen zijn zomaar gaan scheiden, in ‘goed overleg’ en met een handboek en een ‘paraplugesprek’ met haarzelf en haar zusje Bente. Voortaan wonen ze de ene helft van de week bij hun moeder en de andere helft bij hun vader. En daar zijn ze dan nu voor het eerst. Bij hun vader, die nog amper een verhuisdoos heeft uitgepakt.
Dan valt Bente van haar vaders fiets en bezeert ze zich aan hun fonkelnieuwe slee, zodat het topje van haar vinger wordt gesneden. Hun vaders nieuwe buurvrouw brengt hen naar het ziekenhuis. Als daar ook hun moeder arriveert, maakt Fitz zich uit de voeten. Ze zwerft wat door het ziekenhuis en ontmoet Adam, een jongen van vijftien die ook zo zijn redenen heeft om boos op zijn ouders te zijn. En ze ontmoet Primula, een meisje van tien met een hartafwijking. Op die ene steenkoude winterdag in het ziekenhuis, met haar zusje op de EHBO, leert Fitz te accepteren dat haar ouders niet meer bij elkaar komen.
Fitz, die onder geen voorwaarde meer bij haar echte naam ‘Felicia’ genoemd wil worden, is een ondernemende tante. Ze is pisnijdig op haar ouders, en dan vooral op haar moeder, omdat ze per ongeluk hoorde dat mama zei dat ze superveel zin had in een weekend zonder kinderen, omdat ze dan eindelijk weer zichzelf kon zijn. Met die moderne co-ouders is ze nog lang niet klaar en dat zullen die co-ouders van haar weten ook!
Maar zo’n lange dag in het ziekenhuis zet haar aan het denken. Primula wil zuster Yasmine en dokter De Gooijer aan elkaar koppelen en zelf wordt Fitz per ongeluk toch verliefd op Adam. En dat terwijl ze beweerde dat ze nog liever een in vulkaan zou springen!
Fitz lijkt op Tess, uit een eerder boek van Anna Woltz. Kinderen als Fitz of Tess (en als Primula of Adam) kom je in de praktijk niet vaak tegen: origineel, eigenzinnig en zeer welbespraakt, maar gewone kinderen bevolken dan ook geen boeken. Gips is een heerlijk en sprankelend boek, boordevol personages waar je meteen van houdt. Vooral Bente is iemand om dol op te worden, want zij is ‘het coolste zusje van de hele wereld’, aldus Fitz.
Anna Woltz wordt steeds beter. Gips verdient een griffel. Het is een met vaart geschreven boek, waar de lol in het schrijven vanaf spat, een toegankelijk boek dat tegelijk zijn geheimen niet onmiddellijk prijsgeeft. Gips is een regelrechte aanrader voor lezers vanaf elf jaar.
vertaling: Tjalling Bos
Lemniscaat, maart 2015
De vader van Wahoo Cray is wrangler, iemand die wilde dieren houdt, zoals slangen en een alligator. Dat is wel eens een tikje gevaarlijk, want als bijvoorbeeld Wahoo vergeet om de boa te voeren, wordt zijn vader bijna gewurgd. Soms worden zijn dieren gebruikt voor films of tv-programma’s. Als Expedition Survival! op de stoep staat om een scène met alligator Alice op te nemen, is dit het begin van een heleboel moeilijkheden.
Derek Badger is de presentator van dit programma. Hij doet in elke aflevering alsof hij op het nippertje aan de dood ontsnapt tijdens zijn survivaltochten, maar in de praktijk is Badger een verwende sukkel die louter met stuntmannen en/of tamme dieren werkt en zich verder in zijn luxe camper of in een hotel in de watten laat leggen. Nu heeft hij het in zijn hoofd gehaald dat hij de Everglades in wil om te filmen, met echte wilde dieren, in plaats van tamme. Wahoo en zijn vader moeten mee. De opnames lopen finaal uit de hand, maar het is nog te overzien. Tot op een ochtend Derek Badger spoorloos is verdwenen…
Sinds een dode leguaan vanuit een palmboom op zijn hoofd was gevallen, had Mickey Cray niet meer gewerkt. Na een prachtige beginzin als deze, wil je Hap! in één adem uitlezen. Mickey Cray is een bijzondere man. Een koppige man die beter met dieren dan met mensen overweg kan – met uitzondering van zijn gezin dan – en dat levert problemen op wanneer er een windbuil als Derek Badger op het toneel verschijnt. Het geld dat de Crays geboden wordt, is heel hard nodig en daarom gaan vader en zoon mee de jungle in. Intussen wacht de lezer handenwrijvend op de neergang van die narcistische presentator. Je kunt tevreden zijn: Derek Badger krijgt het ene bizarre ongeluk na het andere, precies de ellende die je die mafkees van harte gunt. Pas aan het einde van het boek ontspoort het verhaal wat: de alcoholistische vader van een schoolvriendinnetje van Wahoo arriveert ook nog in de Everglades, waardoor het allemaal een beetje té dreigt te worden.
Hap! heeft tanden-op-snee, een grappig detail waardoor het boek met wat fantasie het uiterlijk van een alligator krijgt. Net als het eerder verschenen Uil (Lemniscaat, 2003) is Hap! een verrukkelijk en hilarisch avontuur. Ieder krijgt uiteindelijk wat hij verdient en dat is zeer bevredigend. Hap! is een avontuur waarbij lezers vanaf elf jaar veel en hard kunnen lachen. Heerlijk boek!
Lemniscaat, maart / oktober 2015
Op het eiland Minelotte regeert de keizer Linus I; een lastig heerschap dat alleen maar witte broodjes met suiker lust. Wie het waagt te protesteren tegen zijn beleid, wordt gevangen gezet op de Witte Rots. Of nog erger: gevoerd aan de haaien.
Ook Micks ouders zitten op de Witte Rots. Mick woont met zijn zusje Lori en zijn vrienden Pieke en Remo op het strand. Ze leven van vis die Remo vangt en van het voedsel dat Mick in de heuvels vindt. Maar dan zijn de mango’s in de tuin van de keizer rijp en besluit Mick die stiekem te gaan plukken. Hij wordt betrapt en voor de keizer geleid. In zijn paniek gaat Mick een weddenschap met de keizer aan: als hij een week lang voor de keizer kookt en Linus I zijn eten lekker vindt, dan wordt Mick niet aan de haaien gevoerd en komen alle mensen van de Witte Rots weer vrij. Het is een krankzinnige weddenschap, want sinds wanneer houdt de keizer zich aan zijn woord? Maar Mick heeft een oud kookboek met bijzondere recepten, en veel vrienden die hem willen helpen.
Een idyllisch eiland, dat Minelotte. Je zou er zo willen wonen: in een aangespoeld schip op het strand, met een kraaiennest en met zeilen als gordijnen. Die ellendige keizer met zijn raadsheer zorgen voor de klassieke tegenspoed: de inwoners van Minelotte hebben honger, kinderen van wie de ouders op de Witte Rots zitten, wonen in een weeshuis en moeten in de mijnen werken. Rondom deze sprookjesachtige gegevens ontspint zich het verhaal van Mick. Elke avond maakt hij een gerecht waarbij de lezer het water in de mond loopt. Mick is de elfjarige versie van Sheherazade uit 1001 Nacht; hij weet zijn leven elke avond weer een dag te rekken. Goed, de lezer weet dat het hem uiteindelijk moet lukken, want het boek is nog niet uit, maar dat neemt niet weg dat het verhaal behoorlijk spannend is. Wie is bijvoorbeeld die oude man in de heuvels die Mick helpt? En hoe zijn z’n ouders aan dat bijzondere kookboek gekomen?
Als toegift staan achterin Koken voor de keizer alle recepten die Mick maakt, zodat je ook zelf aan de slag kunt met ‘mangomousse met chocoladeschotsen’ of ‘kaastortilla’s met hanenbek’. Maar ook voor wie geen culinaire plannen heeft, is Koken voor de keizer een leuk, spannend boek, dat duidelijk met plezier verteld is. Lekker lezen voor liefhebbers van sprookjesachtige verhalen waar je je vingers bij aflikt. Geschikt voor tien jaar en ouder.
illustraties: Sanne te Loo
Lemniscaat, september 2014
In Willemstad op Curaçao ligt een brug. Hij heet de Emmabrug, maar wordt door de bewoners van het eiland ook wel de Pontjesbrug genoemd. Het is een heel bijzondere brug: wanneer je bij nieuwe maan tegen zonsondergang in het water duikt, kun je terugzwemmen in de tijd. Je zwemt zo een ander jaar binnen. Maar pas op: als je te lang in het verleden blijft, kun je niet meer terug. Dan moet iemand anders je komen halen.
Dit overkomt de vader van Roly. Hij is ineens spoorloos verdwenen en alleen Roly weet waar hij is. In 1914. Roly’s vader moet het leven van een matroos gaan redden, omdat hij anders zelf nooit geboren kan worden. Maar hij blijft er te lang en kan niet meer terug.
Roly wil zijn vader gaan halen, maar voor het opnieuw nieuwe maan is, neemt zijn moeder hem mee naar Nederland. Vlak voor hun vertrek geeft Roly zijn dagboek aan zijn beste vriendinnetje Mila, in de hoop dat zij het leest en in zijn plaats onder de brug door zal duiken. Lukt het Mila om Roly’s vader terug te halen? En wie was die matroos eigenlijk?
De duik. Het verhaal is al betoverend. Het is opgeschreven zoals alleen Sjoerd Kuyper dat kan: poëtisch, origineel, als een boek waar de liefde vanaf spat. Maar het is niet alleen een verhaal. Het is ook een stukje scenario van een film. Het zijn oude liefdesbrieven van een matroos. Het zijn gedichten. Het is het dagboek van Roly. Het is een krantenbericht. Het is een beeldverhaal. Allemaal in één kaft verzameld.
En dan zijn er de meer dan prachtige tekeningen van Sanne te Loo. Ze is speciaal naar Curaçao gereisd om dit boek te kunnen illustreren. En dat zie je. Op bijna elke bladzijde staan sfeervolle gekleurde illustraties; soms zelfs gewoon over twee bladzijden heen, zodat de tekening ook een deel van het verhaal kan vertellen. De uitgever heeft niet bezuinigd op het aantal pagina’s; het verhaal heeft in alle opzichten de ruimte gekregen.
De duik is een prachtig vormgegeven boek, een pareltje voor op de boekenplank. Het verhaal sprankelt en de lezer wil hoe dan ook weten of het Mila lukt om de vader van Roly terug te halen. Al is het maar omdat je persé wil dat Roly weer terugkeert bij het meisje van wie hij zo houdt. Wat een mooi boek! Geschikt voor fijnproevers van tien jaar en (veel) ouder.
Lemniscaat, oktober 2014
De moeder van Katinka is doodgegaan toen Katinka pas drie jaar was. Ze herinnert zich haar moeder niet eens. Ze is er gewoon helemaal aan gewend dat ze geen moeder meer heeft; het is namelijk al tien jaar geleden.
Katinka heeft een wens: ze wil schrijfster worden. Omdat ze niet weet hoe dat moet, gaat ze naar haar overbuurvrouw Lidwien. Die heeft al negentien boeken geschreven en weet dus hoe je zoiets aanpakt. In ruil voor Katinka’s hulp in de tuin, wil Lidwien haar buurmeisje best tips geven en haar op weg helpen.
En dus begint Katinka te schrijven. Ze vertelt over haar vader en haar broertje Kalle. Over hoe ze Dirkje leerden kennen, haar vaders nieuwe vriendin. Dirkje deed niet moeilijk toen Katinka vertelde dat haar moeder dood was, Dirkje zei alleen ‘o’. Katinka vertelt hoe lastig het is als je je eigen moeder niet meer herinnert en ontdekt gaandeweg dat ze haar moeder wél mist en niet zo’n klein beetje ook. En in de tussentijd schrijft ze een boek. Helemaal per ongeluk.
Een boek over rouwverwerking of een schrijfcursus in verhaalvorm? Hoe ik per ongeluk een boek schreef is het allebei en het prettige is dat het nergens geforceerd aanvoelt. Katinka is aangenaam nuchter over het verlies van haar moeder, tot ze een beetje begint te puberen en het gemis tot haar door begint te dringen. Dit zou een loodzwaar boek kunnen opleveren, maar het verhaal blijft gelukkig licht van toon.
Bovendien heeft Katinka Lidwien. Lidwien heeft teveel aan haar hoofd om zich met Katinka’s privézaken te bemoeien. Zij beschouwt alles wat Katinka opschrijft als materiaal en behandelt dat ook zo. Dat levert een prettige vriendschap op tussen een meisje van dertien en een oudere vrouw. De schrijflessen die Katinka krijgt, zitten soepel in het verhaal verweven, maar gaan nergens de boventoon voeren.
Resultaat is een opvallend debuut, waarvan jonge aspirant-schrijvers heel wat op kunnen steken, maar wat verder vooral een mooi verhaal is over de zoektocht naar een verloren moeder. Katinka komt er wel. Bij het boek zit een schriftje met citaten uit het boek en met veel lege bladzijden, zodat je ook kunt proberen je eigen verhaal te schrijven. Hoe ik per ongeluk een boek schreef is geschikt voor lezers en schrijvers vanaf elf jaar.
Pagina 10 van 12