vertaling: Femke Blekkingh-Muller
illustraties: Georgien Overwater
Lemniscaat, oktober 2015
CPNB-kerntitel, Kinderboekenweek 2019
Lise en Bulle zijn bevriend met de rare professor Doktor Proktor. Deze professor vertrok naar Parijs om zijn oude liefde Juliette te zoeken, maar dat lijkt helemaal in het honderd te lopen. Lise krijgt een raadselachtige kaart van Dr. Proktor en als ze de code eindelijk ontcijferd hebben, blijkt dat ze ook naar Parijs moeten komen omdat hun vriend is zoekgeraakt in de tijd. Ze moeten een glazen pot met tijdzeep meebrengen.
Eenmaal in Parijs ontdekken Lise en Bulle dat ze met behulp van een badkuip (de teletijd-tobbe) en de tijdzeep naar het verleden kunnen reizen, om hun vriend te vinden. Ze komen via de Tour de France van 1969, de Slag bij Waterloo, de Franse Revolutie en de cel van Jeanne d’Arc tenslotte toch op de juiste plaats terecht. Tijdens hun zoektocht ontdekken ze dat het niet altijd verstandig is om het verleden te willen veranderen. Bovendien worden ze op de hielen gezeten door iemand die ook op zoek is naar Doktor Proktor, maar dan wel om een heel andere reden dan Lise en Bulle.
Met een badkuip kun je dus ook reizen en wel door de tijd, mits je voorraad tijdzeep groot genoeg is. Had je zelf ook maar een pot tijdzeep, want het moet zo leuk zijn om precies naar de datum en de plaats te kunnen gaan waaraan je denkt als je kopje onder gaat in de teletijd-tobbe.
De avonturen van Lise, Bulle en de professor zijn over het algemeen hilarisch, al gaat het je op gegeven moment wel een beetje duizelen en dreigen de situaties wat flauw te worden. Dat zal voor de meeste jonge lezers geen probleem zijn; zij zullen juist genieten van alle gekkigheid die Lise en Bulle onderweg meemaken. Uiteindelijk loopt alles helemaal goed af, zoals het hoort in zo’n boek. Tussen de regels door pik je ook nog wat hoogtepunten uit de Franse geschiedenis mee.
Dr. Proktors Teletijd-Tobbe is het tweede boek over Doktor Proktor, maar kan zonder problemen gelezen worden als je het eerste deel niet kent. Het boek is royaal geïllustreerd met zwierige, gekleurde tekeningen van Georgien Overwater. Ze passen prima bij de tekst.
Een grappig, toegankelijk boek, dat veel kinderen vanaf tien jaar met plezier zullen lezen.
illustraties: Mark Janssen
Van Goor, mei 2019
Nina en Alfa van het Ministerie van Oplossingen komen een nieuwe zaak op het spoor: meester Isaac van groep 3 heeft namelijk een probleem. Hij moet in korte tijd het huis van zijn vader weer bewoonbaar maken. Dat valt niet mee, want zijn vader is een ‘verzamelaar’: hij heeft in de loop de jaren het hele huis volgestapeld met allerlei spullen en met heel veel rommel en hij kan niets weggooien. Nu zijn vader is gestruikeld en zijn been heeft gebroken, constateerde de gemeente dat het te gevaarlijk is om in het huis te blijven wonen.
Meester Isaac heeft geen idee waar hij moet beginnen, dus schiet het Ministerie te hulp. Bovendien moet er ergens tussen de troep informatie liggen over een uitvinding die de vader van meester Isaac heeft gedaan. Hij had een briljant idee voor een heel milieuvriendelijke auto. Die aantekeningen mogen niet zomaar weggegooid worden!
Niet alleen meester Isaac en het Ministerie zoeken de aantekeningen, ook de geheimzinnige Zilvermannen willen de uitvinding hebben. En zij hebben een heel gevaarlijke manier gevonden om het Ministerie af te luisteren.
Ha, fijn, een nieuw avontuur over de vier kinderen en twee oude dames die samen proberen om in het geheim andere mensen te helpen. Dat is al een leuk gegeven voor een boek, maar door de griezelige Zilvermannen wordt het nog veel spannender. Vooral als die op een heel gluiperige manier de leden van het Ministerie gaan afluisteren.
Wat in de vorige twee delen over het Ministerie nog geen probleem was, ga je je bij dit boek wel afvragen: wat is de reden dat de Zilvermannen het Ministerie van Oplossingen zo dwarszitten? Omdat zo nu en dan het perspectief van het boek wisselt tussen het Ministerie en de Zilvermannen kan er gelukkig uitgelegd worden hoe het zit. Het doet een beetje kunstmatig aan, maar het werd wel hoog tijd dat er opheldering kwam.
Op zich is Het Ministerie van Oplossingen en het veel te volle huis los te lezen van de andere delen, maar het is wel het handigst om gewoon met het eerste boek te beginnen. De boeken over het Ministerie zijn spannend, grappig en heerlijk om te lezen. Dit derde deel doet meteen verlangen naar deel vier. Geschikt voor lezers van negen jaar en ouder.
illustraties: Annette Fienieg
Querido, november 2018
Genomineerd voor de Woutertje Pieterseprijs 2019
Janis heeft een gave: hij kan prachtige lepels uit hout snijden, versierd met dieren of bloemmotieven. Janis is een heelmaker, zegt oude Frid. Frid zelf is een stukmaker: hij kan konijnen vangen, ze slachten en villen, en dat kan Janis weer niet. Als Janis iets doodmaakt, verdwijnt zijn gave als heelmaker, volgens Frid.
Eens in de zoveel tijd verlaat Frid de afgelegen hut waar hij en Janis wonen en gaat hij de berg af om kruidendrank en de lepels van Janis te ruilen tegen eten. Maar als hij op een dag niet terugkomt en het eten opraakt, moet Janis hem wel achterna. Samen met de hond Luki gaat Janis over het smalle bergpad en door het bos, op zoek naar Frid.
Lepelsnijder is een heel ander boek dan we tot nu toe van Marjolijn Hof gewend waren. Haar andere boeken spelen in het ‘nu’ en bevatten amper een woord teveel. In Lepelsnijder ligt het tempo laag, er zijn uitgebreide sfeerbeschrijvingen, aan bijna alles wat Janis doet en denkt wordt aandacht geschonken. Toch is het boek allesbehalve saai en valt er qua taal genoeg te genieten. Meer dan dat: Lepelsnijder is prachtig geschreven.
Het verhaal zelf doet onmiddellijk denken aan een ouderwets fijn avonturenboek, zoals de boeken van Tonke Dragt of Paul Biegel of – recenter - Lampje van Annet Schaap. Janis moet op reis, of hij wil of niet. Eenmaal onderweg blijkt hij onderdeel te zijn van een groot geheim, een complot, een familie die hij deels terugvindt. Er zijn veel vragen waar Janis stuk voor stuk het antwoord op ontdekt. Wat dat betreft is Lepelsnijder ook een boek over een jongen die er achter komt wie hij is en wat zijn achtergrond is. Janis werkt iets te netjes punt-voor-punt alle raadsels af, maar dat is hem vergeven.
Marjolijn Hof nam het schilderij Treich im Riesengebirge van Ludwig Richter (1839) als uitgangspunt voor dit boek. Wanneer je het schilderij opzoekt, zie je hoe goed de sfeer van het boek en het doek bij elkaar passen.
Lepelsnijder is heerlijk lezen, een fijn avontuur met een hoofdpersoon waar je heel erg op gesteld raakt. Een toekomstige klassieker voor tien jaar en ouder.
Kluitman, maart 2019
Samen met zijn vrienden Juul, Jimi en Lara vormt Storm de Blockbusters; een club die probeert geheimen te ontrafelen. Deze vakantie zijn de Blockbusters op scoutingkamp vlakbij Maastricht. Het kamp staat in het teken van de Sint-Pietersberg. In de oorlog werd De Nachtwacht van Rembrandt daar opgeborgen in een ondergrondse kluis. Bovendien was het verzet actief in de talloze gangen onder de berg.
De moeder van Storm is restaurateur van schilderijen. Binnenkort gaat ze De Nachtwacht restaureren. Storms vader heeft gelezen dat De Nachtwacht die nu in het Rijksmuseum hangt, een kopie is. In de oorlog zou het origineel zijn vervalst door een meestervervalser. Als de Blockbusters in de bibliotheek een dagboekje vinden van ‘De Nachtvlinders’ (een groepje avontuurlijke jongens dat tijdens de oorlog actief was in het verzet), waarin het onder andere over De Nachtwacht gaat, besluiten ze uit te zoeken hoe het nu zit met die kopie.
De ondergrondse Rembrandt is al het vijfde Blockbusters-boek. In de sfeer van de serie ga je erin mee dat een groepje kinderen telkens opnieuw een raadsel in de kunstwereld oplost, maar het is natuurlijk wel érg toevallig. Ook al is de moeder van Storm dan een beroemde restaurateur.
Afgezien daarvan is De ondergrondse Rembrandt een lekker spannend verhaal. Scheutje oorlog, een norse champignonkweker met een enge hond die meer weet, een medewerker van Storms moeder die iets in zijn schild voert, een schilderij dat elk kind tenminste wel eens op een koekblik heeft zien staan, hier en daar wat verliefdheid (maar vooral niet teveel), dat zorgt voor een prettige mix.
Het boek is gebaseerd op feiten, achterin is een bijlage over wat echt is en wat de auteur verzonnen heeft. Bij de serie hoort een website (deblockbusters.nl), die in maart 2019 helaas nog niet helemaal is bijgewerkt, omtrent dit nieuwste boek van de serie. De site is een leuke aanvulling om kinderen nieuwsgierig te maken naar het bewuste kunstwerk (waar het deel van de serie over gaat) en naar de kunstenaar.
In het Rembrandtjaar 2019 verschijnen er meer kinderboeken rondom Rembrandt. De ondergrondse Rembrandt is geschikt voor avonturiers van tien jaar en ouder, die op deze wijze ook nog ongemerkt een scheutje kunst meekrijgen.
vertaling: Manon Smits en Pieter van der Drift
Uitgeverij Fantoom, november 2018
Louisiana, 1904. In de Bayou, het gebied waar de Mississippi uitmondt in drijfzand en veel kleine eilanden, hebben Te Trois, Eddie, Julie en Petit hun geheime hut en hun kano. Als Te Trois op een dag een blik opvist met drie dollar erin, besluiten ze via de Catalogus van Walker & Dawn een heus revolver te bestellen. Alleen bevat het pakje dat weken later arriveert geen revolver, maar een oud, kapot horloge. Een man die zegt vertegenwoordiger van Walker & Down te zijn, biedt hen 50 dollar voor het horloge, maar het blijkt dat meneer Walker maar liefst 4000 dollar uitlooft voor wie het horloge bij hem terugbrengt.
De vier vrienden besluiten zelf naar Chicago te gaan om het horloge terug te brengen. Het is een krankzinnig lange reis over de Mississippi en dwars door de Verenigde Staten; een spannende reis die in Chicago heel anders eindigt dan ze ooit konden verzinnen!
Wie begint aan Het mysterieuze horloge van Walker & Dawn proeft meteen de smaak van het lekkere lezen. De eerste verteller is Te Trois, na hem volgen Eddie en Julie en tenslotte Petit. Ze nemen je mee naar de Mississippi en naar het Chicago van rond 1900, waardoor je de radarschepen op de rivier meteen voor je ziet, evenals de heren met een strohoed, de dames met lange rokken, je voelt de zon branden en je ruikt de stank van de steden als New Orleans, St Louis en Chicago. De auteur is een tikje schatplichtig aan Huckleberry Finn, maar het kan ook aan de Mississippi liggen dat je telkens aan de boeken van Twain denkt.
Het boek is gedetailleerd, fantastisch en royaal geïllustreerd met pagina’s uit die Catalogus (een soort postorderbedrijf avant la lettre), met krantenberichten en met kaarten van de Verenigde Staten van rond 1900. Het is de moeite waard ze heel goed te bekijken, niet alleen omdat ze prachtig zijn, maar ook omdat ze aanwijzingen bevatten voor het verhaal. De illustraties dragen bij aan het gevoel dat je een heel oud boek aan het lezen bent.
Het slothoofdstuk, een soort epiloog, was niet echt nodig geweest, want het verhaal was al ten einde, al is het wel bevredigend om te weten hoe het verder ging met de vier avonturiers.
Het mysterieuze horloge van Walker & Dawn is een ouderwets spannend boek. Geschikt voor gretige avonturiers van elf jaar en ouder en voor iedereen die zin heeft om weer eens heerlijk te lezen.
vertaling: Maria Postema
Gottmer, december 2017
Londen, 1665. Apothekersleerling Christopher is uitgenodigd voor een diner bij koning Charles III, alwaar hij op het nippertje een aanslag op zijne majesteit weet te voorkomen. Nadat Christopher een gecodeerde brief, afkomstig uit de mantel van de aanslagpleger, heeft ontcijferd, blijkt dat het de bedoeling is dat de hele Franse koninklijke familie wordt uitgeroeid en dat er dus nog veel meer aanslagen zullen volgen.
Christopher en zijn vriend Tom gaan in het gevolg van Henriëtte (de zus van Charles en echtgenote van Filips, de broer van koning Lodewijk XIV) mee naar Frankrijk. Het is hun opdracht om erachter te komen wie er achter de aanslag zit. Ze ontdekken dat er al een paar eeuwen een vloek op de Franse troon rust. Wie er in slaagt de hele koninklijke familie uit te roeien, zal worden beloond met de schat van de Ridderorde van de Tempeliers.
Christopher en Tom besluiten zelf op zoek te gaan naar de Tempeliersschat, want als de schat gevonden is, is de vloek opgeheven. Om de schat te vinden, moeten ze heel wat codes en puzzels oplossen. En dat is uiteraard niet zonder gevaar, want de onbekenden die het op de Franse troon hebben gemunt, lopen nog steeds vrij rond.
De vloek van de moordenaar is het derde deel uit de Sleedoorn-trilogie. Net als bij de twee eerdere delen weet de auteur je binnen een bladzijde mee naar 1665 te sleuren. Het is heerlijk lezen: sympathieke hoofdpersoon (die zich als voormalig weesjongen opvallend makkelijk weet te bewegen binnen de hofkringen, maar dat is de auteur vergeven), spannende situaties, codes en puzzels waarbij de lezer kan meedenken (maar tegen de scherpzinnigheid van Christopher kan niemand op), voldoende humor, heerlijke historische beschrijvingen: alles is aanwezig om ervoor te zorgen dat je ook dit derde boek in één ruk uitleest.
Sleedoorn zou een trilogie worden. Dit boek is dan het laatste deel, maar het heeft een open eind, dus er is goede hoop op toch nog een vervolg. Tot die tijd is het verrukkelijk lezen, puzzelen en codes kraken – en zo nu en dan even op Wikipedia zoeken wat er echt gebeurd is en wat de auteur verzonnen heeft rondom die raadselachtige Orde van de Tempeliers.
Eerst Sleedoorn deel 1 en 2 lezen, daarna is De vloek van de moordenaar een fijne thriller voor twaalf jaar en ouder. Genieten voor liefhebbers van spannende historische boeken!
illustraties: Marc Suvaal
Lemniscaat, november 2018
Een paar maanden geleden is Fenna verhuisd naar de stad. Samen met haar moeder. Haar vader is achtergebleven in hun huis in de polder en daar zit hij na te denken en hoofdpijn te hebben. En dus woont Fenna nu in een portiekflat, aan de rand van de stad.
In het portiek wonen veel meer mensen: de dames Bakker die iedereen in de gaten houden, de Cliffords met hun briefjes als ‘Geen fietsen in het portiek’, verhuizer Sjaak, de Poolse Janek die een oogje heeft op Fenna’s moeder, drie studenten en tante Afiba. En sinds meneer Langereis naar het bejaardenhuis is gegaan, woont beneden Benedict.
Benedict heeft een dochter Charlie, die ongeveer net zo oud is als Fenna. Ze komt elke woensdagmiddag bij haar vader, samen met een mevrouw van Jeugdzorg. En Charlie is boos. Dat is Fenna ook wel eens; op haar vader die het laat afweten, op die pestkop van een Tess, op de meester die van die stomme projecten verzint. Maar in Portiek Zeezicht kun je op elkaar rekenen.
Een boek over een heel gewoon meisje, dat heel gewone dingen meemaakt en dat heel gewoon zich soms verveelt en dan buiten wat gaat rondhangen. Fenna is geen heldin, maar wel een prima hoofdpersoon. En wat kun je goed met haar meevoelen als die dramaqueen Tess haar in de kleedkamer pest met haar verkeerde onderbroeken (‘polderbroeken’). Ook zo’n aanstellerig meisje als Tess is heel gewoon. Je zou haar dolgraag een verschrikkelijke schop onder haar kont willen geven, maar dat mag niet op Fenna’s school, want ‘wij praten hier met elkaar als we ergens mee zitten.’ Een verrukkelijke zinnetje dat je heel mooi de situatie laat voelen. Er staan heel wat van deze zinnetjes in Portiek Zeezicht.
Op zich gebeurt er niet zo veel in dit boek, maar Portiek Zeezicht schetst een fijn portret van een nuchter meisje van een jaar of elf. Het einde van het boek is erg nadrukkelijk positief en nogal zoet, maar dat is de auteur vergeven.
Juist omdat Fenna zo’n herkenbaar meisje is, zo op de rand van de puberteit, is Portiek Zeezicht een prettig leesbaar boek, een debuut dat je nieuwsgierig maakt naar een volgend boek van Annejan Mieras. Portiek Zeezicht is geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
vertaling: Imme Dros
Leopold, oktober 2018
Wat moet je doen als je op de laatste dag voor de kerstvakantie uit school komt en er een envelop op de voordeur zit geprikt met een treinkaartje erin en de mededeling dat je maar naar het Winterhuis Hotel moet gaan, omdat je tante en oom (bij wie je woont) drie weken op vakantie zijn? Er zit niks anders op: je stapt in de trein en gaat op weg.
Maar Elisabeth boft, want het Winterhuis Hotel is werkelijk fantastisch. Er is bijvoorbeeld een keuken waar heerlijk snoep wordt gemaakt, een filmzaal en een vijver waar je op mag schaatsen. Bovendien treft ze er verschillende aardige mensen, waaronder Freddy, een jongen van haar eigen leeftijd. Freddy maakt haar wegwijs in het hotel en toont haar onder andere de enorme bibliotheek. Daar vindt Elisabeth een boekje dat Een handleiding voor kinderen heet. Ze leent het, zonder dat ze vertelt dat ze het heeft meegenomen. Dat is weliswaar verboden, maar het boekje oefent zo’n aantrekkingskracht uit op Elisabeth, dat ze wel móét. Er staat een geheimzinnige code in waarmee je boodschappen kunt ontcijferen. En zo ontdekt Elisabeth dat er een vloek rust op het Hotel en dat ze de tijd heeft tot oudejaarsavond om die vloek op te heffen. En dat is al over een paar dagen…
Dankzij de mooie stofomslag (met echte raampjes!) ziet Winterhuis Hotel eruit als een boek dat je meteen oppakt om erin te bladeren. Bovendien prijst niemand minder dan Tonke Dragt het boek aan als ‘heel bijzonder en origineel’.
Nu wil je niets liever dan Winterhuis Hotel binnenstappen en er ook logeren, drie verrukkelijke weken lang. Alleen die bibliotheek al! Elisabeth is een leeskind (en de kinderen die aan Winterhuis Hotel beginnen, zijn dat waarschijnlijk ook; het is een pil van 319 bladzijden), dus je popelt om langs de kasten te dwalen. Met de vondst van het boekje gaat het verhaal echt lopen, al zijn er dan al heel wat spannende lijnen uitgezet. Op de Vigenère-code (uit 1553!) moet je echt puzzelen; die is heel ingewikkeld. Maar ook voor wie de code laat voor wat hij is, is het verhaal prima te volgen.
Winterhuis Hotel is een pittig boek om lekker op te puzzelen, of om ademloos mee te speuren en samen met Elisabeth en Freddy de vloek op te heffen. Heerlijk boek voor in de kerstvakantie, geschikt voor lezers van elf jaar en ouder.
vertaling: H.C. Kaspersma
Leopold, juli 2018
Al eeuwen offeren de mensen in het Protectoraat het jongste kindje uit het dorp op aan de Heks. Deze traditie wordt hen ingeprent door de Ouderlingen; zij brengen jaarlijks een baby naar het Woud. De heks bestaat echt. Ze is 500 jaar oud, ze heet Xan, maar zij brengt het kindje juist naar liefdevolle families die aan de andere kant van het Woud wonen.
Zo ook dit jaar. Maar omdat ze het meisje per ongeluk voedt met maanlicht, komt het kind boordevol magie te zitten. Xan besluit het meisje bij zich te houden. Luna groeit daarom op bij Xan, bij Zwomp het moerasmonster en bij Vurian het piepkleine draakje.
Terwijl Xan snelt veroudert en Luna opgroeit, wil de jongeman Anteen proberen de heks te verslaan, zodat er geen kinderen meer geofferd hoeven te worden. Rond Luna’s dertiende verjaardag trekt hij het Woud in. Maar Anteen beseft niet dat Xan niet verslagen hoeft te worden en dat het ware kwaad heel ergens anders huist. En dat er veel meer speelt dan hij ooit had kunnen vermoeden.
Verdriet is gevaarlijk. Het is een zinnetje dat Xan zo nu en dan herhaalt, maar waarvan je pas helemaal aan het einde van het boek beseft hoe belangrijk het is. Want de mensen in het Protectoraat worden niet zomaar onderdrukt door de Ouderlingen. Hun verdriet om de geofferde kinderen heeft een functie, een griezelige functie.
Intussen wordt de ondernemende Luna opgeleid om Xan op te volgen en fladdert het 500 jaar oude kinderdraakje Vurian om haar heen. Het hele Woud is gedrenkt in magie en in magische gebeurtenissen. Maar welke? Xan kan het zich niet meer goed herinneren en ook de lezer lijkt keer op keer in de mist te verdwalen, met het gevoel iets belangrijks over het hoofd te zien. Pas helemaal aan het einde wordt alles duidelijk en sla je aan het terugbladeren. Oh ja, natuurlijk! Dan pas begrijp je de vele vooruitwijzingen en terugblikken en zie je hoe prachtig dit sprookjesachtige avontuur is opgebouwd.
Wat een boek! Vingers in je oren en lezen maar! Het meisje dat de maan dronk is een boek dat smaakt naar klassiekers, een sprookje en een fantastisch avonturenverhaal ineen. De structuur is wat ingewikkeld, met perspectiefwisselingen en sprongen in de tijd, waardoor er wel wat van de lezer gevraagd wordt. Een verrukkelijk verhaal voor lange winteravonden bij het haardvuur, voor gretige lezers van elf jaar en ouder.
Van Holkema & Warendorf, september 2018
Stijn (13) en zijn opa zijn vrienden. Daarom schrikt Stijn zich wild als opa op een dag vertelt dat hij kanker heeft en doodgaat. Opa wil euthanasie als het niet meer gaat. Opa’s zus is daarop tegen, Stijns moeder en tante hebben er moeite mee en Stijn weet het niet zo goed. Opa is eigenwijs, wil niet dat anderen beslissingen voor hem nemen en hem betuttelen. Dus als opa met Stijn drie dagen lang wil gaan fietsen, dan gaat hij dat doen! Tijdens de fietstocht hebben Stijn en opa veel plezier met elkaar, maar zijn er onvermijdelijk ook verdrietige momenten. De tweede dag probeert tante Yvon zelfs om hen terug te halen omdat ze zich zo’n zorgen maakt.
Niet lang na de fietstocht wordt opa steeds zieker. Tenslotte besluit hij dat zijn tijd daar is. De volgende morgen om 9.00 uur zal de huisarts komen. De hele familie is erbij als opa ’s ochtends rustig overlijdt.
Euthanasie is geen eenvoudig onderwerp voor een jeugdboek. Opa is vastbesloten in wat hij wil. De reactie van zijn (gelovige) zus is heel goed te begrijpen, maar de reactie van tante Yvon is wat moeilijker invoelbaar. Natuurlijk: ze heeft er moeite mee dat haar vader zal overlijden, maar ze reageert erg egoïstisch en overbezorgd. Opa en Stijn doen hun best haar te begrijpen, maar voor de lezer is het erg moeilijk om je in te leven in deze tante.
Stijn zelf hoopt (bijna onbewust) dat opa weer beter wordt. Pas helemaal aan het einde dringt echt tot hem door waarom opa euthanasie wil.
Stijn en opa hebben een bijzondere band en sluiten vaak verbondjes. Tegen opa’s dochters vooral, want opa vindt dat hij best zelf weet wat goed voor hem is. ‘Code Kattenkruid’ is de naam van zo’n verbondje: als opa het woord ‘kattenkruid’ tegen Stijn zegt, dan weet Stijn dat hij de euthanasiepapieren uit opa’s kast moet halen en de dokter moet waarschuwen. Een heel emotionele opgave voor een jongen van dertien. Gelukkig staat hij er niet alleen voor.
Al met al is Code Kattenkruid bij vlagen een heftig boek, al valt er ook een hoop te lachen. Net als bij Achtste groepers huilen niet (1999) is het einde ronduit ontroerend. Knap om een boek te schrijven dat toegankelijk is, terwijl het toch over een zwaar onderwerp gaat. Code Kattenkruid is geschikt voor lezers vanaf elf jaar.
illustraties: Maartje Kuiper
Querido, augustus 2018
Ate heeft in Groningen vrijwel geen vrienden. Hij sloeg een klas over en sindsdien vindt hij geen aansluiting meer bij zijn klasgenoten. Gelukkig ontmoette hij online Baptiste: een vrolijke Afrikaanse jongen die illegaal in Brussel woont en met wie hij elke dag appt. Baptiste zit in de problemen. Al een paar maal heeft Ate geld naar hem overgemaakt, maar nu zijn Baptistes schulden zo hoog dat hij zijn telefoon moet verkopen. Dat is voor Ate onverteerbaar, want dan raakt hij zijn enige vriend kwijt.
Ate besluit stiekem met de trein naar Brussel te gaan om Baptiste zijn oude telefoon te brengen. Zijn moeder is op vrijdag de hele dag bij haar vriend, dus als Ate opschiet, kan hij net ongemerkt in een dag op en neer. Eenmaal in Brussel loopt alles anders dan Ate had gedacht. Baptiste is niet wie hij zei dat hij was. Brusselse criminelen kijken uit naar Ate, want de jongen maakte tenslotte al eerder geld over en moet dus makkelijk te plukken zijn. Ate moet maken dat hij weer wegkomt, maar wie kan hij vertrouwen tijdens zijn vlucht?
Dat Ate is ‘gecatfisht’ is al snel duidelijk. Een naïeve, eenzame jongen, dat is een makkelijke prooi voor internetcriminelen. Eenmaal in Brussel maakt Ate een razendsnelle ontwikkeling door. Aanvankelijk laat hij zich meeslepen door het meisje Emeraude, dat hem waarschuwt voor wat hem te wachten staat. Ate ontwikkelt een gezonde achterdocht, want het is hem (en de lezer!) nooit helemaal duidelijk wie de waarheid spreekt en wie wel en wie niet te vertrouwen is. Die achterdocht brengt hem overigens ook opnieuw in de problemen.
In de twee dagen dat Ate van huis is, verandert hij van een wat sullige, goedgelovige jongen in een knul die handelt. Hij handelt niet altijd even verstandig en soms doet hij ook oerstomme dingen, die met hulp van het toeval wel weer goed aflopen.
Katvis is een boek waar vaart in zit. In het verhaal, in Ate’s ontwikkeling, in de mooie omslagillustratie en in de gebeurtenissen. Soms wordt het verhaal daardoor een beetje ongeloofwaardig, maar het houdt de spanning er wel in. De kip Beyoncé heeft een grappige bijrol (‘Ga nooit van huis zonder kip, aldus Emeraude).
Katvis is een lekker spannende, makkelijk leesbare thriller, geschikt voor lezers van elf jaar en ouder.
illustraties: Piet Grobler
Gottmer, mei 2017
Bekroond met een Zilveren Griffel 2018
Lang voor er mensen in Zuid-Afrika gingen wonen, waren er al dieren. Soms stierf er een soort uit, soms kwamen er nieuwe bij. Dat regelde de natuur. Toen de eerste mensen in Zuid-Afrika verschenen, was dat geen probleem. Ze waren met niet zo veel, ze jaagden wel, maar hadden alleen primitieve wapens. Er was ruimte genoeg voor iedereen.
Dat veranderde. Er kwamen steeds meer mensen wonen in Zuid-Afrika. Eerst alleen Afrikaanse volkeren, en vanaf de 17e eeuw ook Europeanen. Er was steeds meer ruimte nodig voor de mensen en er bleef steeds minder plaats over voor de dieren. Veel dieren werden met uitsterven bedreigd.
Wij waren hier eerst gaat over de botsingen tussen mensen en de wilde dieren die in Zuid-Afrika leven. Joukje Akveld reisde anderhalf jaar rond in Zuid-Afrika, bezocht wildparken en opvangcentra, sprak met mensen die daar werken, die proberen dieren te redden of die juist met toeristen op stap gaan om wilde dieren te spotten.
Dertien dieren krijgen elk een hoofdstuk waarin wordt uitgelegd hoe ze leven en in wat voor vorm ze bedreigd worden. Soms zijn het dieren met een relatief hoge aaibaarheidsfactor (pinguïns, aapjes en – ach gos – leeuwenwelpen), soms dieren om heerlijk bij te griezelen (slangen, gieren). Maar let op: die lieve welpjes zijn natuurlijk gewoon wilde dieren, die helemaal niet bij toeristen op schoot willen om gefotografeerd te worden. En die enge gieren zijn de beste opruimers van heel Afrika!
Naast de teksten, waar iedere dierenliefhebber heel wat van opsteekt, is Wij waren hier eerst prachtig geïllustreerd met heel veel schitterende dierenfoto’s in kleur. Wie ze goed bekijkt, zal nooit meer een cheeta verwarren met een luipaard (en ahh, die spelende luipaardwelpen op bladzijde 203! Nee, het zijn toch echt geen knuffelkatjes). Daarnaast tekende Piet Grobler heel veel kleine dieren in de kantlijnen.
Wat een mooi, tot in de puntjes verzorgd en compleet boek over dieren in Zuid-Afrika! Zo’n boek gun je ieder kind, zowel thuis als op school. Wij waren hier eerst is een parel op de boekenplank, geschikt voor tien jaar en (veel) ouder.
Pagina 6 van 12