illustraties: Martijn van der Linden
Leopold, juni 2015
Het is 31 januari 1953. Midden in de nacht maakt de moeder van Liesje haar dochtertjes wakker omdat de zee eraan komt. Liesje vindt het maar wat spannend: zomaar de zee door hun eigen straat! Wat lief van mama dat ze haar wakker maakt, zodat zij het ook kan zien!
Al gauw merkt Liesje dat deze nacht heel anders is dan ze zich had voorgesteld. Ze moet helpen om snel eten en belangrijke spulletjes naar de vliering te brengen. En als ze nog even naar beneden wil om haar konijn uit de schuur te halen, grijpt haar vader haar bij haar arm en spuit ineens de zee door de brievenbus naar binnen.
Twee dagen zit Liesje met haar ouders, zus en broertje op de vliering. Het is verschrikkelijk koud en het eten raakt op. Dan komt er een bootje aan en gooit papa haar zomaar vanuit de dakgoot naar de mensen in het bootje. Liesje begrijpt het niet. Hoe kan papa haar nu weggooien? Het duurt een paar dagen voor het gezin weer herenigd is. Dan kunnen ze naar opa en oma in ’s Heer Hendrikskinderen, waar het droog en veilig is.
Het verhaal van Liesje is het verhaal van Lia, een vriendin van de auteur. Zij was acht jaar oud toen ze in Kruiningen de Watersnoodramp meemaakte. In deze novelle kun je de opwinding, de verbazing, de kou en het verdriet van een kind meevoelen. Het beeld van zeewater dat door de brievenbus spuit, dat raak je nooit meer kwijt, net zo min als dat van een dood paard dat ineens langs het dakraam drijft, of het geluid van angstig loeiende koeien. Voor Liesje loopt het goed af: haar hele familie overleeft. Het verhaal stopt op het moment dat ze bij haar opa en oma komen. Dat is ook het moment waarop haar stoere vader even instort, maar juist dan weet Liesje dat ze dapper moet zijn.
Er zijn meer boeken over de Watersnoodramp, dus veel nieuws biedt De zee kwam door de brievenbus niet. Het is wel een mooi en indringend verhaal voor jonge kinderen over een leeftijdsgenootje dat iets ingrijpends meemaakt. Het gebeurde allemaal ruim zestig jaar geleden; voor veel jonge lezers zal dat ontzettend lang terug zijn. Zo lang dat het ze misschien niet meer kan boeien. De zee kwam door de brievenbus is een boek voor een beperkte groep lezers, die in staat is om tussen de regels door te voelen wat er gebeurt. Een klein verhaal over een grote gebeurtenis, geschikt voor fijnproevers van acht jaar en ouder.
illustraties: Sverre Fredriksen
Kluitman, april 2014
Zilveren Griffel 2015
‘Moet ik mijn gevoel of verstand volgen?’ ‘Wat zegt mijn naam over wie ik ben?’ ‘Wanneer ben ik mijzelf?’ ‘Hoe word ik gelukkig?’
Twintig vragen van (fictieve) kinderen worden in briefvorm behandeld door filosofe Stine Jensen. Soms zijn het open deuren, soms interessante vragen waar je langer over na wilt denken. ‘Mag ik wraak nemen?’ vraagt bijvoorbeeld Jessica van 11 jaar oud, als een klasgenootje haar idee voor een werkstuk inpikt. ‘Nee, natuurlijk niet,’ roept iedere politiek-correcte lezer, al is het nog zo onrechtvaardig dat klasgenootje Caroline vervolgens een 9 krijgt. Jensen voegt er een citaat van Francis Bacon aan toe: Door wraak te nemen komt een man gelijk met zijn vijand, maar door daarvan af te zien, staat hij hoger. Daar valt uiteraard over te discussiëren. Uiteindelijk geeft Jensen de praktische tip om met Caroline te praten, met de juf erbij. Bovendien mag Jessica trots zijn op haar goede idee, terwijl Caroline het moest doen met een geleend idee.
De antwoorden op de vragen zijn – net als de vragen zelf – in briefvorm geschreven. Soms gaat de auteur wat ver op haar hurken zitten, maar over het algemeen voelt de lezer zich door deze vorm bijna persoonlijk aangesproken.
Al lezende maak je kennis met (beroemde) filosofen als Aristoteles, Cicero, Diogenes, Kant, Rousseau of Schopenhauer, al is die kennismaking nogal oppervlakkig. Wie meer wil weten over theorieën van filosofen kan beter terecht bij het bijna gelijktijdig verschenen Grote gedachten van Janny van der Molen (Ploegsma, 2014).
Toch is Lieve Stine, weet jij het? een aardig boek om in huis te hebben. Het zet aan tot nadenken, het geeft zetjes in hoe je een probleem zou kunnen oplossen, het kan kinderen die veel nadenken of piekeren tot steun zijn. Bovendien is het een leuk boek om in de klas te gebruiken bij kringgesprekken.
De vormgeving van Lieve Stine is bijzonder, het boek is ruimschoots geïllustreerd door Sverre Fredriksen, zodat het geheel er aantrekkelijk uitziet. Een toegankelijk boekje over filosofie voor beginners, geschikt voor kinderen vanaf acht jaar.
illustraties: Annet Schaap
Van Holkema & Warendorf, juni 2015
In het dagelijks leven is ze gewoon juf Josje, maar wanneer er een dier in nood is, neemt juf een hap van haar krijtje en verandert ze in Superjuffie.
In de voorjaarsvakantie krijgt juf Josje bezoek van vier papegaaien, die helemaal uit Zuid-Amerika zijn gekomen voor de hulp van Superjuffie. Er wordt gekapt in hun oerwoud, er komt een vakantieresort op hun strand en het leefgebied van de dieren uit de jungle is in gevaar. Superjuffie is bang dat zij niet veel kan beginnen, maar Toby, Bo, Mila en Mimoen uit haar klas halen haar over om – met hen vieren aan haar enkels gebonden – naar Zuid-Amerika te vliegen.
Eenmaal in de jungle blijkt dat Superjuffie wereldberoemd is. De dieren hebben een hoge verwachting van haar, zo hoog dat Superjuffie er nauwelijks aan kan voldoen. Pas met hulp van enkele dieren met wie niemand bevriend wil zijn (een kaaiman, een anaconda, een stel gifkikkertjes en kakkerlakken) lukt het om de bouw van de hotelketen tegen te gaan.
Het vijfde avontuur van Superjuffie leest net zo lekker weg als de andere delen. Niet dat er veel nieuws in staat; dit boek lijkt veel op Superjuffie op safari (2013). In haar eentje kan juf Josje niet veel beginnen, maar de lezers krijgen een les mee: samen (en dan ook met anderen die door niemand aardig worden gevonden) kun je een hoop bereiken.
Afgezien van deze moraal van het verhaal, is Superjuffie gewoon leuk. Die grappige, stoute aapjes daar in de jungle, de vertederende witsnuitbeertjes, de grote schildpad die geholpen moet worden, dat is allemaal fijn om over te lezen. Juf Josje is weliswaar een volwassen hoofdpersoon, maar in haar handelen is ze net een groot kind. En zonder de hulp van de kinderen uit haar klas, is ze nergens.
Kortom: een nieuw avontuur voor de fans van Superjuffie, dat in feite helemaal niet nieuw is, maar de lezers precies geeft wat ze verwachten. Het boek kan ook gelezen worden door de enkeling die nog nooit van Superjuffie gehoord heeft, want er wordt in het eerste hoofdstuk kort uitgelegd hoe het werkt met juf Josje en de krijtjes.
Superjuffie in de jungle is heerlijk (voor-)lezen voor dierenliefhebbers vanaf acht jaar.
vertaling: Edward van de Vendel
Lannoo, april 2015
CPNB-kerntitel Kinderboekenweek 2015
Boeken over het menselijk lichaam bestaan in alle soorten en maten. Doorgaans zijn het naslagwerkjes waar je heel wat van kunt leren, maar daar hoef je bij Het waanzinnige boek over je lichaam niet zo bang voor te zijn. De auteurs geven het ook ruiterlijk toe: Over lichaamsdelen is al heel wat flauwekul geschreven, en in dit boek doen we dat ook.
Er zijn 68 korte hoofdstukken over lichaamsdelen die je kunt zien (gezicht, tanden, schouders en navel, maar ook sproeten, littekens en gek genoeg het telefoontbotje) en over lichaamsdelen die je niet kunt zien (kraakbeen, strottenklepje en scheten). Plus nog twee appendixen over je (aller)smerigste lichaamsdelen. En ja: je blindedarm wordt ook ‘appendix’ genoemd. En dit detail is nog waar ook.
Soms is het behoorlijk geestig wat de auteurs beweren, soms is het ronduit melig: [Billen] krijgen nooit eens iets leuks te zien en omdat ze de hele dag in iemands onderbroek zitten, kunnen ze ook geen televisie kijken. (…) De geschiedenis loopt over van verhalen over kontrebellen die streefden naar positieverbetering op het menselijk lichaam.
Elk hoofdstukje eindigt met de woorden ‘Meer valt er niet te weten over (…)’ en dat is wel eens jammer. Er valt namelijk vaak veel meer te weten over je puistjes, korstjes, ruggenmerg of alvleesklier.
“99% nonsens, 100% humor” juicht de kaft van dit non-fictieboek dat geen non-fictie is. Of nauwelijks. Beide percentages zijn aan de hoge kant, want af en toe staat er iets in dit boek dat zomaar waar is en de grappen en grollen slaan nog wel eens door en zijn dan zo flauw dat ze niet leuk meer zijn.
Het boek is geïllustreerd met cartoonachtige zwart-wittekeningen, waar veel op te bekijken valt. De auteurs van De waanzinnige boomhut hebben zich uitgeleefd. Resultaat is een boek waar veel kinderen schaterend in zullen bladeren, lezen en kijken, en waaruit ze telkens stukjes willen voorlezen. Veel steek je er uiteraard niet van op, maar ach, daar heb je weer andere boeken voor.
Het waanzinnige boek over je lichaam is geschikt voor liefhebbers van (onderbroeken-)lol en voor lezers vanaf negen jaar.
- Op reis met de Haagse School -
Leopold, maart 2015
Zin in een flinke wandeling door Noord- en Zuid-Holland? Ga dan ’s ochtends heel vroeg de deur uit. Je gaat op pad met een wandelaar die in de schemering zijn huis in de duinen verlaat en via Bloemendaal naar Haarlem loopt. Hij passeert duinen, molens, ophaalbruggen, weilanden met koeien, boomgaarden, plassen met schepen… hij krijgt een blaar, maar gelukkig geeft een vrouw op een roze fiets hem eerst een pleister en dan een lift. Samen bereiken ze Den Haag, waar ze op de boulevard langs het strand een lekke band krijgen en er aan de korte romance meteen een einde lijkt te komen. Eenmaal in het Gemeentemuseum, tussen de schilderijen van De Haagse School, komt alles helemaal goed.
Zoals gewoonlijk is dit maar een van de vele verhaallijntjes in dit prachtige kijkboek van Charlotte Dematons. Want natuurlijk vind je op elke bladzijde weer een geel ballonnetje, maken twee kinderen een skate-tocht, vliegt er een luchtballon rond, zie je zomaar De Kameleon in een vaart liggen, rent er een blaffend hondje achter de fietsers aan.
De grote toegevoegde waarde van Holland op z’n mooist zijn de vele schilderijen van De Haagse school die subtiel in het landschap verwerkt zijn. Achter in het boek bevindt de kijker zich twee bladzijden lang in het Gemeentemuseum, waar alle schilderijen van Hollandse landschappen te zien zijn. Wie goed zoekt, vindt ze op de voorgaande bladzijden terug.
Holland op z’n mooist – Op reis met de Haagse School verschijnt bij de gelijknamige tentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag. Het boek hoort in de serie kunstprentenboeken die Leopold uitgeeft, in samenwerking met het museum. Het is een échte Dematons geworden: een gedetailleerd geschilderd prentenboek, boordevol kleine grapjes, waarin een hoop te speuren valt en waarin je elke keer weer iets nieuws ontdekt.
Geniet mee van de Hollandse wolkenluchten en van het verleden en het heden, die met elkaar verweven zijn in dit prachtige, prachtige leeftijdsloze prentenboek.
illustraties: Annet Schaap
Van Holkema & Warendorf, januari 2015
Op de dag nadat ze de voorleeskampioen van Nederland geworden is, ontvangt Bibi een raar pakje over de post. Er zit een levend robotje in. Ze heet Botje en haar maker Appie Eensteen vraagt via een briefje of Botje een paar dagen bij Bibi mag logeren. Bibi mag Botje alleen aan niemand laten zien, want er is een Rus die Botje wil ontvoeren om haar open te schroeven en in veelvoud na te maken.
Het valt niet mee om Botje te verbergen. Het robotje is namelijk verschrikkelijk nieuwsgierig en loopt telkens achter Bibi aan. Bibi’s vader is geen probleem: hij denkt dat Bibi een speelgoedrobot van haar moeder heeft gekregen omdat ze niet op de verjaardag van haar dochter kan komen. Bibi’s vriendje Midas belooft te zwijgen over Botje. Maar toch komt de Rus Botje op het spoor. Hij weet haar te ontvoeren en neemt haar mee naar Schiphol. Maar als Botje niet op tijd wordt opgeladen, gaat ze ‘uit’. En ‘uit is uit’.
Wie Botje heeft gelezen, wil onmiddellijk ook dolgraag een robotje dat kan praten, olijfolie drinkt en een RAM-geheugen van 94 gigabite heeft. Het robotje is een gewoon personage, een klein lastpakje dat liefst haar hele geheugen gevuld wil met sprookjes die Bibi haar voor moet lezen, en verder alles bekijkt uit robot-perspectief. Dat Bibi ’s nachts wil slapen, is natuurlijk omdat ze weer opgeladen moet worden, al slaapt zij niet met haar hand in het stopcontact, zoals Botje zelf.
Dat de boze Rus op een dag Botje toch te pakken krijgt, ligt voor de hand, en dat Botje precies op tijd aan de man ontsnapt, weet je van tevoren ook. En dat hindert niks. Want je bent net zo veel van het robotje gaan houden als Bibi en Midas doen en dan kan het verhaal niet meer stuk.
Weer een fijn boek van Janneke Schotveld dus, geestig, spannend maar niet té, soms een tikje ontroerend en met een happy end. Botje is dankzij de afgeronde hoofdstukken heel geschikt als voorleesboek (ook voor in de klas), maar kan ook prima gelezen worden door een grote groep goede lezers vanaf acht jaar.
illustraties: Rick de Haas
Ploegsma, september 2014
AVI 8, M6/E6
Groep 6b krijgt bezoek van de wethouder - en dat is niet iemand die zich aan de wet houdt, of die veel van de wet houdt. In het kader van maatschappijleer moet de groep van Mees Kees op bezoek gaan in het bejaardenhuis, om oude mensen een leuke dag te bezorgen. ‘De maatschappij, dat ben jij,’ zegt de wethouder. Maar 6b vindt bejaarden saaaaaaai. Zij zijn toch zeker veel te druk voor al die oude mensen?
Gelukkig heeft Mees Kees een uitstekend plan. Om de dag voor iederéén leuk te maken, gaat 6b niet wandelen of voorlezen, zoals de wethouder wil, maar gaan ze allemaal naar de kermis.
En alle oude mensen van Vreugdelust vinden het fantastisch. Ze willen niet rustig op een bankje zitten, ze willen ook overal in! Dan ontdekt Tobias dat meneer Simon en meneer Ad precies duizend maanden met elkaar bevriend zijn. Zo’n langdurige boezemvriendschap, dat moet gevierd worden.
Weer een fijn deel uit de Mees Kees-serie, over het aandoenlijke jongetje Tobias en zijn klasgenoten. Opnieuw is Tobias aan het piekeren, opnieuw weet zijn meester hem heel subtiel te helpen. Als Tobias’ boezemvriend Sep op een dag met Winston gaat spelen, is Tobias verdrietig en bang zijn vriend kwijt te raken, maar natuurlijk komt alles weer goed. Je kunt zo goed meeleven met Tobias, met zijn angst om in de steek gelaten te worden, nadat zijn vader overleed.
Net als in de voorgaande delen is Mees Kees op de planken is nergens zwaar. Het ontroert, bijvoorbeeld als Tobias aan meneer Simon vertelt dat zijn vader dood is. Meneer Simon draait aan het stuur van de draaimolen-auto en zegt dan ernstig: ‘De mijne ook, knul. De mijne ook.’ In dit soort mooie kleine dialoogjes blinkt Mirjam Oldenhave uit.
De titel Mees Kees op de planken is wat misleidend, want op slechts één bladzijde staat Mees Kees werkelijk op een podium. In december 2014 draait er een gelijknamige film in de bioscoop, wellicht is de titel gekozen uit promotie-overwegingen. Liefhebbers van Mees Kees kunnen weer vooruit. Gelukkig is het schooljaar van 6b nog steeds niet afgelopen.
Geschikt voor negen jaar en ouder.
Bestellen
illustraties: Juliette de Wit
Ploegsma, augustus 2014
AVI 7 / E5 / M6
CPNB-kerntitel 2014
Spekkie en Sproet zijn twee kinderen die telkens weer spannende dingen beleven. Zoals nu ook weer: Sproet vindt een mobieltje. Het laatste berichtje dat erop binnenkwam, is heel vreemd en verdacht: ‘‘Het gaat door. Zesentwintig acht elf. Mondje dicht! Tot snel! Sjakie Knal.” Wat kan er aan de hand zijn?
Spekkie wil haar neef Nelson om hulp vragen. Hij is tenslotte politieagent. Maar Nelson heeft het te druk, want morgen is er feest: de koning komt in de sporthal. Spekkie en Sproet moeten dus zelf uitvissen wie Sjakie Knal is en wat zijn plannen zijn. Gelukkig zijn ze heel goede speurders. Zo ontdekken ze dat Sjakie een boef is die op 26 augustus vrij komt uit de gevangenis. Spekkie en Sproet vermommen zich als voetballende kinderen en wachten zo bij de poort van de gevangenis tot Sjakie vrij komt. Is dat gevaarlijk? En wat voor spannends beleven onze speurders nu weer?
De serie over Spekkie en Sproet groeit maar door. Weer een nieuw avontuur waarin de slimme speurders een boef ontmaskeren, een boef die helaas de naam Sjakie Knal draagt, zodat je al meteen weet dat hij niet deugt. Bovendien is hij een niet al te slimme boef die erg uitgebreide sms-jes verstuurt met zijn naam eronder. Maar dat terzijde.
Voor kinderen die van speuren houden, heeft deze Spekkie en Sproet nog wat leuke speurderstips over hoe je iemand het beste kunt bespioneren, of op straat kunt achtervolgen zonder opgemerkt te worden. Tenslotte eindigt het verhaal met een gezellig knalfeest omdat neef Nelson vijf jaar bij de politie werkt én omdat Sjakie Knal weer achter slot en grendel zit.
Kortom: Spekkie en Sproet – Een gevaarlijk knalfeest is een tikje kort door de bocht, maar dat zal jeugdige speurders worst wezen. Die lezen lekker een nieuw speurdersavontuur. Het boek sluit naadloos aan bij eerdere deeltjes; de volgorde waarin je ze leest, maakt niet uit. Geschikt voor lezers vanaf acht jaar, die een AVI 7 / E5 aankunnen.
illustraties: Annet Schaap
Van Holkema en Warendorf, juni 2014
Juf Josje is een bijzondere juf: als er een dier in nood is, neemt ze een hap van haar krijtje en verandert ze in Superjuffie! Dat levert problemen op, want meester Snor dreigt haar te ontslaan als ze nog één maal haar klas in de steek laat. Maar als juf Josje weer een zacht help! hoort roepen, is ze al onderweg.
Sinds kort roepen ook de dieren in de zee om hulp. Dankzij de ‘plastic soep’ komen steeds meer vissen in moeilijkheden: bruinvis Banjo raakt verstrikt in een visnet, de arm van een octopus zit vast in een teenslipper en verschillende vissen hebben buikpijn omdat ze plastic troep aanzagen voor lekker eten. Superjuffie krijgt het steeds drukker!
Gelukkig helpen de kinderen uit haar klas haar mee. Ze organiseren een actie om zo veel mogelijk plastic uit de zee op te vissen, om zo het Jeugdjournaal te halen en mensen erop te wijzen dat ze niet zomaar plastic moeten weggooien. Dan roept onder schooltijd weer een vis om hulp. Superjuffie vliegt het lokaal uit, maar komt te laat terug. Meester Snor ontslaat haar op staande voet. Wat nu?
Het vierde Superjuffieboek speelt zich voor een deel onder water af. Iedere lezer gelooft onmiddellijk dat Superjuffies kieuwen krijgen in het water; dat hoeft Janneke Schotveld helemaal niet uit te leggen. En ach, dat octopussen, zwaard- en blobvissen in onze kalme Noordzee helemaal niet voorkomen, dat geeft ook niets. In de wondere wereld van Superjuffie kan alles.
Superjuffie in de soep heeft een tikje moralistisch milieu-randje. Kinderen die dit boek gelezen hebben, zullen wellicht niet meer zo makkelijk afval op straat gooien, of willen voortaan hun boterhammen in een trommeltje mee naar school. Plastic soep is een probleem waar Superjuffie in haar eentje niet veel aan kan doen, maar samen kun je alvast een boel troep opruimen.
De liefhebbers van Superjuffie kunnen weer vooruit. Superjuffie in de soep is precies wat je verwacht: een grappig verhaal over die bijzondere juf, ook al is die plastic soep wel iets om je zorgen over te maken. Geschikt voor acht jaar en ouder.
ilustraties: Tony Ross
Clavis, april 2014
Zoë heeft geen makkelijk leven. Ze woont met haar lieve, werkloze vader en lompe, luie stiefmoeder in een morsige flat, haar hamster Gemberkoekje ligt op een dag dood in zijn kooitje en ze mag geen nieuw huisdier. Dan zit er op een dag een babyratje in haar slaapkamer. Zoë besluit het ratje stiekem te houden en hem kunstjes te leren. Ze noemt het diertje Armitage en neemt hem mee naar school, omdat ze hem niet bij haar stiefmoeder thuis durft achter te laten. Maar als haar lerares ontdekt dat Zoë een rat bij zich heeft, wordt ze onmiddellijk geschorst.
Haar stiefmoeder roept vervolgens de hulp in van Burt, de rattenvanger. Hij is dezelfde Burt die in de middagpauze met zijn wagen bij de school staat om Burts burgers te verkopen; ongelooflijk vieze hamburgers – maar die nog altijd net iets beter smaken dan het nog viezere eten uit de schoolkantine. Wat Zoë vreest, is waar: Burt vermorzelt ratten om ze in zijn burgers te verwerken. Zoë moet alles op alles zetten om te voorkomen dat ook Armitage als hamburger eindigt.
Volgens de flaptekst wordt David Walliams ‘de nieuwe Roald Dahl’ genoemd, maar het niveau van Dahl haalt hij helaas op geen stukken na. Waar Dahl tot op de komma nauwkeurig wist waar hij op moest houden, kachelt Walliams bladzijden lang door met het uitspinnen van zijn flauwe grappen. De humor van Walliams ligt er in Broodje rat té dik bovenop, waardoor de lezer dreigt af te haken. Bovendien spreekt de auteur soms ineens de lezer letterlijk toe, terwijl de rest van het boek vanuit Zoë’s perspectief geschreven is, waardoor je rare stijlbreuken krijgt. Eerdere boeken van Walliams waren soms al op het randje, maar Broodje rat schiet er ver overheen. Het verhaal is gewoon over de top.
Goed, als je iets positiefs wil zeggen: er zullen genoeg kinderen zijn die dit boek wel heel grappig vinden. Tony Ross heeft Broodje rat geïllustreerd met aangename, rommelige zwart-wit tekeningen, in de stijl van Quentin Blake. Als Walliams zou durven doseren, zou hij wellicht ooit een ietsiepietsie in de sporen van Dahl kunnen treden. Laat hij maar eens beginnen met het zoeken naar de delete-knop op zijn toetsenbord.
Broodje rat is geschikt voor lezers van negen jaar en ouder.
illustraties: Annet Schaap
Moon, oktober 2013
Elvis Watt weet niet wie zijn vader is. Nou ja. Hij weet zeker dat hij er op een dag wel achter komt. Nu woont hij al negen jaar met zijn moeder in een klein huisje met een grote tuin aan de rand van het stadje Sonsbeek.
Op een dag krijgt Elvis een envelop met tien briefjes van duizend euro van de rijkste man van de stad: Benjamin Spoek. Zomaar. Hij mag ermee doen wat hij wil. Maar als zijn moeder het geld ontdekt en hoort waar het vandaan komt, wordt ze woedend en maakt ze alles over naar een olifantenweeshuis in Sri Lanka.
Dan krijgt Elvis opnieuw een schep geld van meneer Spoek. Maar wat zijn de plannen van die Spoek nou precies? Hij bouwt stinkende fabrieken, hij wil een snelweg aanleggen door het Kersenbomenbos...Wat moet Elvis doen met al dat geld dat hij helemaal niet wil hebben?
Elvis Watt roept een hoop raadsels op. Wie is de vader van Elvis bijvoorbeeld en waarom geeft Benjamin Spoek al dat geld aan zomaar een jongetje? Goed, in een soort proloog krijgt Spoek van zijn financieel adviseur de opdracht om het geld te laten rollen, maar waarom dat hij dat op zo’n omslachtige manier? De lezer wacht handenwrijvend af en leest intussen een grappig verhaal.
Het lijkt heerlijk om ineens tienduizend euro contant in je zak te hebben, maar Elvis merkt al snel dat het weinig voordelen heeft. Deze boodschap ligt er nogal dik bovenop, dus het komt aanvankelijk goed uit dat het maar niet duidelijk wordt hoe het verder moet met dat gekapte Kersenbomenbos en wat die Benjamin Spoek nu van Elvis wil.
En ja, op deze laatste vraag komt inderdaad antwoord. Maar op heel veel andere vragen (nog) niet. Want ineens houdt het boek op en mag de lezer wachten op het tweede deel. Het verschijnt in de zomer van 2014. Wat ontzettend irritant: boeken die midden in het verhaal eindigen! Kunnen uitgevers deze afschuwelijke marketingstrategie niet snel afleren? Dit is heel onbevredigend!
Elvis Watt, miljonair is een boek dat zijn weg naar de lezers verder wel zal vinden; een grappig verhaal over een gewone jongen die iets heel ongewoons overkomt. Geschikt voor een grote groep lezers van negen jaar en ouder.
Bestellen
illustraties: Fleur van der Weel
Querido, augustus 2013
Opgenomen in de bundel Bijzondere beesten en Doodgewone dieren
De muis. De mug. De naaktslak. De koolmees. Het zevenstippelige lieveheersbeestje. Allemaal dieren die je heel vaak ziet. Heel gewone dieren dus.
Nee hoor. Deze dieren zijn helemaal niet gewoon. Neem nou bijvoorbeeld die muis. Vrouwtjesmuizen zijn bijna altijd zwanger. Die babymuizen krijgt ze het liefst van het sterkste mannetje in de buurt, want dan zijn die baby’s ook ijzersterk. Maar wat doet ze als ze tijdens haar zwangerschap een sterker mannetje tegenkomt? Dan gooit ze zomaar die ongeboren baby’s haar buik uit en paart ze daarna met dat nieuwe mannetje. Resultaat: superbaby’s!
Zo valt er over elk gewoon dier wel wat te vertellen. Het gaat van de blauwe reiger tot de zilvermeeuw en van de wesp tot de vos. Veertig doodgewone dieren die veertig uiterst bijzondere beesten blijken.
Wie Bibi’s bijzondere beesten boek (2006) of Winterdieren (2011) al gelezen heeft, kent het concept: veertig korte verhalen van hooguit twee bladzijden over een dier. Het leest bijna als fictie, maar Bibi’s doodgewone dierenboek is informatief. Het boek is wat minder verrassend dan zijn twee voorgangers. Dit komt deels omdat je alle dieren die besproken worden al kent (en dus geen wonderlijke beesten als het hengelvisje of de narwal leert kennen) en deels omdat bij het derde boek de verrassing er een beetje af is.
Dit neemt niet weg dat je ook het doodgewone dierenboek moeilijk weg kunt leggen als je eenmaal begonnen bent met lezen. Omdat het korte stukjes zijn, denk je telkens ‘ah, nog ééntje’ en voor je het weet, is het boek uit. Bovendien komt de auteur soms even terug op een dier dat al eerder besproken is, of dat nog gaat komen, zodat je telkens terug- of verder bladert en gretig doorleest.
Bibi’s doodgewone dierenboek is geïllustreerd met mooie en grappige zwart-wit tekeningen van Fleur van der Weel, die soms net iets te donker uitvallen. Door de korte verhalen is het boek erg geschikt voor kinderen die houden van een kleine spanningsboog. Het is fijn lezen (en tussen de bedrijven door ook nog wat leren over dieren die je elke dag ziet) voor lezers vanaf acht jaar.
Pagina 8 van 10