Leopold, november 2021
Als bijna-brugklasser Vito te horen krijgt dat zijn moeder zwanger is, is hij daar absoluut niet blij mee. Hij heeft helemaal niks met baby’s! Daarbij schaamt hij zich rot voor de steeds dikkere buik van zijn moeder. Het lijkt thuis alleen nog maar over zijn toekomstige zusje te gaan; zelfs midden in de nacht kibbelen zijn ouders nog over de naam van dat kind.
Maar als kleine Kira geboren is, begrijpt Vito niets meer van zichzelf. Hij wil maar één ding: haar in zijn armen nemen en nooit meer loslaten. Een maand lang is hij de koning te rijk met zijn zusje, tot ze op een dag dood in haar bedje ligt. Wiegendood. Hoe moet je verder als je ineens geen broer meer bent? Als je moeder alleen nog maar in bed ligt en jijzelf niet eens meer weet hoe je een broek en een trui bij elkaar moet zoeken?
Het verhaal rondom de emoties die Kira bij haar grote broer losmaakt, is prachtig. Heel begrijpelijk dat een jongen van twaalf geen baby in huis wil, maar vervolgens wel ademloos zijn pasgeboren zusje bekijkt en onmiddellijk en als vanzelfsprekend van haar houdt. Hij moet alleen even googelen hoe je een baby moet optillen. Ook zijn verdriet en ontreddering na Kira’s overlijden zijn indringend beschreven. Eenentwintig uur en een kwartier geleden werd ik wakker omdat papa mijn slaapkamer in kwam en mama een verdieping lager alles bij elkaar schreeuwde. Iets ergers dan de plotselinge dood van een baby bestaat niet.
Daarnaast gaat Zij, de sterren en ik over de grote belangstelling van Vito over planeten en het heelal. In deze hobby vindt hij ook troost als Kira er niet meer is: ze is weer sterrenstof geworden, net zoals iedereen op een dag ooit zal zijn.
De verhaallijn rondom school, oude en nieuwe vrienden en een pestende klasgenoot neemt onnodig veel ruimte in beslag. Toegegeven: school is een belangrijk onderdeel van het leven van een twaalfjarige, maar in dit verhaal leidt het hoofdzakelijk af van waar het werkelijk om gaat. Het deel van het boek dat om Kira, haar komst en haar overlijden draait, is zo prachtig en subtiel. Hoe moet je verder met dat gapende verdriet? Je had maar één maand een zusje – dat je niet eens wilde hebben – en toch mis je haar zo verschrikkelijk. Je ouders laten het afweten en jij zit hele dagen bij haar grafje. Dat is hartverscheurend.
Zij, ik en de sterren is een boek om vaker dan eens te lezen. Geschikt voor elf jaar en ouder.
Ploegsma, januari 2022
Amelie heeft geen hoge dunk van zichzelf. Ze vindt zichzelf niet mooi, geen borsten, te dikke taille, ze zou een zandloper willen zijn, maar ze is een piramide. Ook lukt het maar niet om bevriend te raken met Lina en Celine, de twee populairste meisjes uit de klas. Ze is in stilte verliefd op de twee jaar oudere Elias, maar die halfgod ziet haar natuurlijk nóóit staan.
Alles verandert als ze samen met Kira een biologieopdracht moet doen. Kira trekt zich niks aan van klierende klasgenoten en ziet eruit zoals ze zelf wil. En Kira kent Elias! Zo komt Amelie in contact met haar droomprins. Elias is hartstikke aardig, ze mag zijn biologieaantekeningen gebruiken, ze kan heerlijk met hem face-timen en praten over haar ruziënde ouders. Maar dan vraagt Elias haar om een topless-foto. Amelie twijfelt. Het voelt niet goed, maar voor zo’n fijne vriend als Elias moet je toch iets over hebben?
Meteen als je de omslag-illustratie van Bloot ziet, weet je waar dit boek over gaat. En inderdaad: onzeker meisje, knappe jongen en dan de vraag om die bewuste foto. Wat er vervolgens gebeurt, kun je ook wel raden.
Gelukkig heeft Bloot een groot pluspunt: Amelie heeft gevoel voor humor en spot geregeld met zichzelf, waardoor het boek niet het zoveelste probleemboek over sexting geworden is, maar wat luchtiger en zelfs grappiger, waardoor het voorspelbare verhaal lekker wegleest.
Het grootste deel van het boek kun je prima meeleven met Amelie, maar de motieven van de andere personages zijn soms nogal vaag. Waarom steekt Elias bijvoorbeeld zoveel tijd in een onopvallend meisje dat twee jaar jonger is dan hij? Heeft hij vanaf het eerste moment al snode plannen? Daar lijkt het toch niet op.
Het einde van het boek verloopt helaas rommelig. Goed, Amelie heeft een wraakactie bedacht, maar waarom raakt ze daarvan zo overstuur? De rest van de ontknoping wordt afgeraffeld, de moraal van het verhaal ligt er nogal dik bovenop.
Bloot is een boek voor de liefhebbers van de boeken van Caja Cazemier en Carry Slee: een actueel #MeToo-probleemboek, maar dan wel met humor. Een makkelijk te lezen boek, geschikt voor lezers vanaf twaalf jaar.
Lemniscaat, november 2021
Sinds Tyler hem op zijn eerste middenschool-dag voor gek zette, is Wilbur het pispaaltje. Inmiddels is het 2,5 jaar verder, maar hij wordt nog steeds gepest. Zijn enige vriend Alex heeft verkering gekregen met Fabrizio en heeft dus minder tijd voor Wilbur. Zijn beide moeders zijn alsmaar aan het werk in rotbaantjes, om hun veel te hoge huur te kunnen betalen. Gelukkig kan hij nog terecht bij Sal, zijn ‘85-lentes-jonge’ buurman.
Tijdens een uitwisselingsproject van zijn school met een school in Parijs komt Charlie bij Wilbur logeren. Alleen blijkt Charlie geen jongen, maar een bloedmooie meid. Wilbur valt voor haar, maar zijn kwelgeest Tyler weet haar te versieren. Na Charlies vertrek heeft Wilbur twee maanden de tijd voor zijn klas naar Parijs gaat. In die tijd moet Wilburs eigen Queer Eye-team hem zodanig zien te veranderen dat Charlie hem eindelijk zal zien staan.
Het allersterkste punt van de boeken van Susin Nielsen zijn haar personages. Wilbur is een buitenbeentje: een wat wereldvreemde jongen, beetje sociaal-onhandig, waardoor je best begrijpt dat hij het mikpunt wordt van pesterijen, maar tegelijk is hij zo sympathiek dat je meteen dol op hem bent. Om hem heen zijn nogal wat mensen die zogezegd niet helemaal mainstream zijn: oude Sal die zich nergens iets van aantrekt en Wilbur ook de les leest als hij dat nodig vindt, Alex en Fabrizio die samen een fantastisch homokoppel zijn, Charlie die ook zo het een en ander te verhapstukken heeft…
Het doet er eigenlijk niet toe of Wilbur en Charlie nou wel of niet iets krijgen. Met behulp van zijn drie vrienden leert Wilbur op zichzelf te vertrouwen (en om niet meer louter beige hobbezak-kleren te dragen). Het proces dat Wilbur doormaakt is tenslotte belangrijker dan de uitkomst, al ligt die moraal er gelukkig niet dik bovenop. Wilbur is fantastisch, ook al heet hij net zo als het varkentje in Charlotte’s web.
Iets heel bijzonders leunt op het beroemde boek van E.B. White, maar ook als je Charlotte’s web niet kent, is het een heerlijk boek. Sterker nog: Iets heel bijzonders is een verrukkelijke feel-good roman met humor én met inhoud, zonder dat het klef of drakerig wordt. Gaat dit lezen! Dertien jaar en ouder.
Kluitman, november 2021
Feline schrikt zich wild als ze ontdekt dat ze zwanger is. Ze is pas zestien! Bovendien is het al bijna drie maanden uit met Milan, want ze betrapte hem toen hij stond te zoenen met Kim. Nee, Milan hoeft het niet te weten, vindt ze. Ze wil maar één ding: niet meer zwanger zijn!
Maar haar beste vriendin Soof vindt dat ze het wél aan Milan moet vertellen, haar schoolvriend Hassan wordt zelfs kwaad op haar, ook Milan is boos als hij via-via hoort dat Feline zwanger is en een abortus wil, haar ouders hebben een mening… onder invloed van de mensen in haar omgeving moet Feline de keus maken of ze het kind wil houden of niet.
Een keuze die niet terug te draaien is. En na een tijdje merkt Feline dat het de verkeerde keus is geweest.
De schrik van Feline als ze zwanger is, is volledig te begrijpen. Ze probeert het te ontkennen, maar ook na een tweede zwangerschapstest is het duidelijk: ze heeft een probleem. Een joekel van een probleem. En ze weet hoe ze van dat probleem af moet komen: een abortus. Hoe eng ze dat ook vindt.
Tijdens de verplichte vijf dagen bedenktijd, slaat de twijfel toe. Ook dat is heel goed te begrijpen. Maar wat zo jammer is: de twijfel wordt niet echt goed uitgewerkt. Er komt abrupt een fikse sprong in het verhaal en dan pas weten we wat Feline besloten heeft.
Dat Feline spijt krijgt, blijkt ook pas na een tijdje. De oplossing waar ze tenslotte voor kiest, is in feite geen oplossing, maar het boek is dan wel uit. De lezer blijft een beetje verbaasd achter. En dan? Hoe moet het verder? Feline heeft daar wel ideeën over, maar die zijn nogal egocentrisch.
Ongewenst leest lekker; het is een probleemboek voor de minder gretige lezers. Fijn dat er ook wat dunnere boeken voor jongeren verschijnen (in dit geval 106 bladzijden), die toegankelijk geschreven zijn.
Het verhaal gaat prima van start, maar het blijft daarna wat aan de oppervlakte hangen. Het is een interessant gegeven dat Feline na een aantal maanden spijt heeft van haar beslissing, maar het is een gemiste kans dat dit niet wordt uitgewerkt.
Ongewenst is geschikt voor (in de praktijk vooral) meiden vanaf veertien jaar.
illustraties: Linde Faas
Prometheus, september 2021
Lexi’s moeder is depressief en ligt de hele dag in bed, Lexi’s vader is bijna altijd van huis om te werken en Lexi zelf probeert haar moeder op te vrolijken en het lieve, ideale kind te zijn. Toch moet haar moeder naar een psychiatrisch ziekenhuis en wordt Lexi ondergebracht bij een tante die ze nauwelijks kent. Een tante die totaal geen kinderen gewend is, ook al heeft ze ooit een zoon opgevoed.
Lexi probeert zich een weg te banen langs alle verdriet en alle onbegrijpelijke volwassenen.
Lexi is bijna negen. Het boek is een kijkje in het hoofd van een kind dat zichzelf volledig wegcijfert en probeert om het iedereen zoveel mogelijk naar de zin te maken.
Het verhaal komt traag op gang. Geen detail blijft door Lexi onbenoemd, wat even best mooi is, maar waardoor het verhaal nogal van de hak op de tak springt. Pas als Lexi bij tante Arizona wordt gestald, gaan al die details ineens wél werken, want met Lexi voel je onmiddellijk het ongemak als het in de gang al ruikt naar bleekwater en in de woonkamer naar stofzuiger, sigaretten en geurverfrisser. Dan voel je ineens mee hoe ellendig het is als je moet logeren bij een oudere dame die denkt dat meisjes van negen jaar dolgelukkig zijn met een pop, terwijl Lexi hoopte op een boksbal of een jongleerset.
Het verhaal en het verdriet van Lexi spelen zich vooral tussen de regels af. Dat voel je pas echt in de tweede helft van het boek. Dan komt het verhaal goed op stoom en schrijnt en schuurt het. Dan pas is Griet Op De Beeck op haar best.
Met een hoofdpersoon van (bijna) negen jaar en met (prachtige en gekleurde) illustraties van Linde Faas heb je nog niet automatisch een kinderboek in handen. Jij mag alles zijn is meer een boek óver een kind dan voor een kind. Nadat Lexi een oplossing heeft gevonden om haar moeder verder te helpen, krijgt ze vrij nadrukkelijk het inzicht ingewreven dat ze is wie ze is en dat ze niet altijd zo meegaand hoeft te wezen. De moraal van het boek ligt er iets te dik bovenop.
Wat meer vaart aan het begin en wat minder bij de ontknoping en Jij mag alles zijn had een prachtige roman kunnen zijn. Moeilijk om aan te geven voor welke leeftijd het boek geschikt is; het lijkt meer een kinderboek voor volwassen dan voor lezers op de basisschool.
Querido, mei 2021
Londen, september 1940. Duitsland bestookt de stad met bommen, dus iedere nacht slapen de inwoners onder de grond, op metrostations en in niet-gebruikte tunnels van de treinen. Zo ook Ella en haar familie. Ella is veertien, ze is herstellende van polio en ze loopt mank. Ella droomt van de toekomst, van een sterke man, van een leven als schrijfster. In werkelijkheid voelt ze zich een hobbelaar, een onhandige mankepoot die niet weer hoe ze leven moet.
Jay is zo’n jongen om van te dromen. Hij is ijzersterk, zelfstandig en onweerstaanbaar stoer. Maar Jay is ook een scharrelaar die overal een handeltje in ziet en die niet erg aardig of betrouwbaar lijkt. En dan is daar Quinn die van huis weg liep. Ze is van adel, heeft een handtas vol juwelen bij zich en ze zit vol idealen om iets te betekenen voor de wereld. Ze heeft er genoeg van om braaf thee te drinken en te tennissen. En tenslotte heeft Quinn een broer: Sebastian. Hij is student en hij zou nazi-sympathieën koesteren.
Vier mensen die elkaar leren kennen in de dagen dat Londen gebombardeerd wordt. Ze zoeken ieder naar wie ze zijn en wie ze willen zijn, terwijl de wereld brandt.
In de proloog vertelt Ella dat één van hen vieren niet overleeft. Dat weet de lezer alvast. Het zet meteen de toon van het boek: je weet dat er een hoop ellendigs gaat gebeuren. Ella blijft het hele boek de verteller. Ze barst nou niet direct van het zelfvertrouwen en aan dat gebrek levert haar manke been een grote bijdrage. Als Quinn de stoere Jay om haar pink windt, is Ella stikjaloers, terwijl Quinnn haar tegelijkertijd hevig fascineert. Quinn trotseert haar ouders, Quinn kiest ervoor om iets te doen met haar leven, iets wat helemaal niet voor de hand ligt. Ze lijkt soms op een verwende filmster, maar ze weet van aanpakken. Dat maakt van Quinn een heel intrigerend personage. En ook Sebastian is niet wie hij eerst leek te zijn. Alle vier de jongeren worstelen in zekere zin met hun identiteit en met de chaos om zich heen.
Het verhaal eindigt met een epiloog, zes jaar later, als de oorlog voorbij is. Die epiloog maakt het boek alsnog een beetje ‘happy-enderig’ en dat had niet gehoeven. Een boek dat in oorlogstijd speelt, zoals De tunnel, mag een rauw randje hebben.
De tunnel is prachtig, beklemmend, heftig en onvergetelijk. Het is een van de beste boeken van Anna Woltz, tot nu toe. Een boek om achter elkaar uit te lezen, voor lezers van veertien jaar en ouder.
Van Goor, mei 2021
Dez is blogger en wil journalist worden. Als hij bij toeval Mayca ontmoet, wil hij haar interviewen voor zijn blog. Mayca is dakloos en is bereid om voor vijftien dollar hem een dag op sleeptouw te nemen. Maar Mayca wordt diezelfde dag nog ontvoerd door een vrouw die zegt arts te zijn. Dez is teleurgesteld als Mayca de volgende dag niet op hun afspraak verschijnt. Pas een paar maanden later ziet hij haar terug. Ze staat op school, bij de kluisjes en ze beweert dat ze Summer Rogers heet en dat ze Mayca niet kent. Maar Summer heeft op haar rug precies hetzelfde litteken als Mayca!
Summer komt uit Nederland. Toen ze bij haar grootouders in de VS logeerde, is ze heel hard gevallen en lag ze een aantal weken in coma. Eenmaal bijgekomen, herkende ze zichzelf niet meer. Ze weet niet goed meer wie ze is. Samen met Dez gaat ze op onderzoek uit, al proberen haar moeder en haar grootouders haar tegen te houden. Dez en Summer komen achter een gruwelijk geheim.
Girl 6 speelt 26 jaar na waar Boy 7 (2009) ophield. In dat toekomstboek experimenteerde het echtpaar Rogers met lastige jongeren: ze kregen een chip ingeplant waardoor hun geheugen werd gewist en daardoor werden ze makkelijk te beïnvloeden. Deze mensen zijn de grootouders van Summer.
Summer weet van niets. Wat ze ook niet weet, is dat ze een ziekte heeft, waardoor ze blind gaat worden. Zij denkt dat ze halsoverkop naar Amerika zijn geëmigreerd omdat haar opa ernstig ziek is.
Het perspectief van het verhaal wisselt tussen Dez, Mayca en Summer. Het zijn telkens korte hoofdstukken van twee tot vier bladzijden, vaak met een cliffhanger, waardoor je meteen verder leest. Ook dit boek is een science fictionverhaal; het is maar te hopen dat de experimenten van het echtpaar Rogers nooit in de praktijk kunnen worden gebracht. Toch ga je er in de sfeer van het verhaal helemaal in mee.
Girl 6 is heerlijk spannend. Het boek is een dunnetje, slechts 104 bladzijden, waardoor het ook voor de minder gretige lezers aantrekkelijk wordt. Ondanks de ‘girl’ in de titel is het zeker geen ‘meidenboek’; iedereen die van Boy 7 genoten heeft, kan zo doorlezen in Girl 6. De boeken zijn onafhankelijk van elkaar te lezen.
Girl 6 is lekker lezen voor een grote groep lezers van dertien jaar en ouder.
Van Goor, april 2021
Tessel is 16 en ze is niet erg in het klimaat geïnteresseerd. In feite is Tessel nergens bovengemiddeld in geïnteresseerd. Ze sleept zich naar school en wacht daar tot ze weer naar huis mag, zoiets. Als ze op een dag geschorst wordt, is voor haar de maar vol. Ze wil weg! Maakt niet uit waarheen. Een klimaatmars voor scholieren van Utrecht naar Brussel is voor haar dé manier om ertussenuit te knijpen; Tessel vervalst een toestemming van haar ouders en van school en sluit zich aan bij duizend jongeren die in zeven dagen naar Brussel lopen om daar aandacht te vragen voor de klimaatcrisis.
Al tijdens de eerste dag ontmoet Tessel Lexie en daarmee ook Lexies broer Simon. Ze raakt met hen bevriend. Maar Lexie en Simon denken dat Tessel Tessa heet en net als zij met het milieu begaan is. Na een paar dagen begint het bij Tessel te knagen: ze is niet eerlijk tegen mensen die ze als haar vrienden beschouwt. De anderen weten niet wie ze is en wat haar motief is om mee te doen. En wat moet ze gaan doen als de klimaatmars voorbij is?
Vanaf de eerste bladzijde zie je Tessel al voor je: een wat dwarsige puber, tikje oppervlakkig, ze wil wel iets, maar ze weet niet wat en ze botst met de wereld om haar heen. Auteur Mijke Pelgrim (zelf docente op een middelbare school) zet de situatie feilloos neer en spaart daarbij de docenten niet. De afdelingshoudster van de vijfde klas, de wiskundelerares, ‘mevrouwtje maatschappijleer’, je snapt volledig waarom Tessel de school zogezegd niet zo ziet zitten.
Je zou kunnen zeggen dat sommige personages wat stereotiep zijn, maar daar staat tegenover dat Dwarsloper heerlijk wegleest en van tijd tot tijd behoorlijk grappig is. Bovendien maakt Tessel een grote ontwikkeling door: van een ongeïnteresseerde, boze puber verandert ze in een meisje dat iets wil. En dat iemand is. En ja, ook het meisje dat iets krijgt met de belangrijkste organisator van de tocht; geen boek voor jongeren zonder een vleugje verliefdheid erin.
Kortom: Dwarsloper is een actueel boek, toegankelijk en met vaart geschreven, en dankzij Tessels motieven ook een fijn boek voor wie echt geen klimaat-wappie is. Je zou willen dat die 1000 jongeren bij Brussel nog doorlopen naar Parijs, want dan kun je nog even verder lezen. Dwarsloper is geschikt voor lezers vanaf dertien jaar.
vertaling: Margaretha van Andel
Lemniscaat, maart 2021
Iris woont tijdelijk bij Mimi, haar oma. Dat is heerlijk, want thuis eisen haar kleine broertje en zusje bijna alle aandacht van haar ouders op, terwijl Iris nu Mimi heeft, die allemaal leuke dingen bedenkt. Bij Mimi zijn geen twee dagen hetzelfde.
Toch klopt er iets niet. Mimi geeft per ongeluk cornflakes aan de kat. Mimi vergeet dat Iris haar kleindochter is en niet haar dochter Binja. Mimi vergeet woorden. Mimi verdwaalt in de buurt. Maar Mimi weet nog precies hoe ze foto’s moet ontwikkelen in een donkere kamer, want Mimi was vroeger fotografe. En Mimi heeft een geheimzinnige foto in de kamer staan, met een meisje erop dat precies op Iris lijkt. Het is Coral, zegt Mimi, haar kleine zusje dat verdronk toen ze twee was. Maar wie is dan dat meisje van een jaar of tien, dat te zien is op een film in het plaatselijke museum?
Iris en haar buurjongen Mason gaan op onderzoek uit. Ze ontdekken het geheim rondom Coral. En hoewel Iris het niet onder ogen wil zien, wordt ook duidelijk wat er met Mimi is.
Een oma als Mimi zou je zelf wel willen hebben: kleurrijk, origineel, grappig, vindingrijk. Maar eerder dan Iris ziet de lezer wat er aan de hand moet zijn. Ook Mimi weet het, maar ze wil Iris (en de andere mensen in haar omgeving) niet ongerust maken.
Ook de tweede verhaallijn is boeiend, want hoe kan het nou dat een kind dat op tweejarige leeftijd verdrinkt, later op een filmpje te zien is? Durrant strooit de aanwijzingen rondom het raadsel van Coral in kleine brokjes door het verhaal. Ook nu vermoedt de lezer al eerder hoe het waarschijnlijk zit rondom Coral. Je kunt makkelijk meespeuren met Iris en Mason.
Beide verhaallijnen hebben amper iets met elkaar te maken en toch passen ze samen in het boek. Wel loopt de verhaallijn rondom Coral erg happy-end-achtig af, een beetje té zelfs. Anderzijds gun je het Mimi van harte dat ze eindelijk weet wat er met haar zusje gebeurd is.
Het verloren meisje is een mooi verhaal over de vriendschap tussen een dementerende grootmoeder en haar kleindochter en over het leren vertrouwen op andere mensen. Hoewel Iris tien jaar is, is dit boek meer geschikt voor lezers die toch een beetje ouder zijn en al wat meer gelezen hebben. Een boek dat redelijk makkelijk leest, maar qua inhoud wat meer van je vraagt, voor gretige lezers vanaf ongeveer twaalf jaar.
Kluitman, september 2020
Donnies moeder is overleden, zijn broer Dylan is het huis uit en Donnie en zijn vader zijn verhuisd van een mooi huis met een tuin naar een troosteloze buurt. Donnie hangt nogal eens op straat rond en komt zo ook op het Donderplein. Daar worden battles gehouden in rappen, precies datgene waar Donnie plezier in heeft en goed in is. Hij schrijft dan ook zijn eigen teksten en rapt op school een spreekbeurt over rapmuziek.
Hoewel hij zich er als ‘tatta’ (= bleekscheet) niet erg thuis voelt, wil Donnie niets liever dan meedoen met zo’n battle. Helaas verbiedt zijn vader hem om naar het Donderplein te gaan; daar kwam zijn broer Dylan tenslotte ook en zo is de narigheid begonnen. Maar zijn vader wil niet vertellen welke narigheid dat nu is. Ondanks het verbod gaat Donnie steeds vaker naar het plein. Hij vindt er enkele nieuwe vrienden, wordt stiekem verliefd op de knappe Daria, maar heeft er ook vijanden. En moet hij nou gehoorzaam zijn aan zijn vader, of kiezen voor zijn eigen droom: rapper worden?
Doe of sterf leest heel makkelijk. Het lijkt een soort dagboek van Donnie, waarin je door zijn ogen kijkt naar wat hij allemaal meemaakt. Vreemd is dat Donnie op de middelbare school zit, maar het heeft over zijn ‘klasgenootjes’ en de ‘kinderen’ uit zijn klas. Dat zijn veel te schattige woorden voor een stoere rapper.
Ook ongeloofwaardig is dat Donnie niet door heeft waar zijn broer Dylan uithangt. Zijn vader wil het hem niet vertellen, maar de lezer heeft het allang in de gaten. Het is ook allemaal wat veel ellende voor één boek: een overleden moeder, een rouwende vader die teveel drinkt, Donnie heeft een vorm van ADHD (dat schemert tenminste in het begin van het boek), die foute broer. Je zou voor minder in de goot belanden. Maar alles komt goed. Meer dan goed zelfs: Donnie wint de belangrijkste battle, Daria wordt zijn vriendinnetje, pa ziet in dat Donnie het rappen nodig heeft… en ook Dylan komt op zijn pootjes terecht.
Doe of sterf is een boek voor scholieren die liever rappen dan dat ze een boek lezen. ‘Slechts’ 134 bladzijden, ruime bladspiegel, korte hoofdstukken, rechttoe-rechtaan verteld, alleen jammer dat de inhoud zo ontzettend voorspelbaar is.
Makkelijk lezen voor de minder vlotte lezers van dertien jaar en ouder.
Leopold, september 2020
Het Bijbelverhaal van koning Salomo is bekend; hij was de koning die beroemd was om zijn grote wijsheid. In Koningskind blijkt hij meer te zijn: een hebzuchtige bruut waar het volk voor sidderde, die mannen als slaven voor zich liet werken en die tijdens zijn reizen achteloos vrouwen en meisjes vereerde met een koninklijk bezoek.
Zissel is het gevolg van zo’n koninklijk bezoek. Haar moeder Lydia was pas vijftien toen zij werd geboren. Zissel kan niet praten en ze heeft een ‘reigerpootje’; een te korte linkerarm met een vreemd, misvormd handje. Wanneer jaren later Zissels babybroertje wordt geboren, raakt Zissel betrokken bij een complot. In dezelfde nacht als Lydia bevalt een edelvrouw van een doodgeboren kind. Als de baby’s stiekem worden verwisseld, reist Zissel mee met het gezelschap van de edelvrouw, om bij haar broertje te kunnen blijven. Maar daarmee komt ze ook terecht in het paleis van haar biologische vader.
In Koningskind vertelt Selma Noort een verhaal over hoe het had kunnen zijn: het verhaal over de baby van wie twee moeders beweerden dat hij hun kind was. Met een list wist de koning erachter te komen wie de waarheid sprak.
Natuurlijk: wie het Bijbelverhaal kent, weet bij aanvang van het boek al hoe het af gaat lopen. Als Selma Noort zich tenminste aan het klassieke verhaal houdt. Maar eigenlijk is dat helemaal niet belangrijk, want vanaf de eerste bladzijde ben je een paar duizend jaar terug in de tijd, in een klein dorp in het Midden Oosten, aan de oever van een rivier en ben je samen met Lydia op je hoede, omdat je dat wel geleerd hebt na je brute ontmoeting met koning Salomo. En hoewel je in eerste instantie opgelucht ademhaalt als blijkt dat de vreemdelingen die in het dorp neerstrijken niet van plan zijn om jongens of mannen te roven of vrouwen te verkrachten, blijkt dat er een ander gevaar dreigt. Net als je het niet verwacht, slaat het toe.
Koningskind is een prachtig en sfeervol boek. Van veel personages ga je houden, met sommige heb je medelijden (zoals met de piepjonge Bracha die van toeten noch blazen weet, maar wel haar kindje verliest), aan iemand als Dinah krijg je een bloedhekel en Zissel met haar reigerhandje blijft nog lang bij je.
Geschikt voor liefhebbers van klassieke verhalen. Koningskind leest weliswaar gemakkelijk, maar is vanwege het thema geschikt voor lezers vanaf ongeveer twaalf jaar.
vertaling: Pieter van der Drift en Manon Smits
Baeckens Books, december 2020
Peru, 1986. Laila is de dochter van een Finse diplomaat. Ze wordt opgenomen in het ziekenhuis van Lima omdat ze steeds slechter ziet en soms zomaar valt. Wanneer ze per ongeluk ontdekt wat haar diagnose is, besluit ze weg te lopen, om op zoek te gaan naar de sjamaan die haar met hulp van de legendarische Verloren Bloem misschien kan helpen.
El Rato woont al zijn hele leven in het ziekenhuis en is nog nooit buiten de muren geweest. Hij besluit met Laila mee te gaan, want hij heeft niets te verliezen.
Het eerste deel van hun reis naar de binnenlanden van Peru verloopt vrij makkelijk, maar eenmaal in Cuzco komen de eerste tegenslagen. Laila en El Rato moeten verder, diep de binnenlanden van het Amazonegebied in. Een levensgevaarlijke reis en dan is het nog maar de vraag of ze de sjamaan zullen vinden. En of ze op tijd zijn, want Laila’s ziekte is zeer progressief.
Ruim 500 bladzijden ben je met Laila en El Rato in Peru; eerst redelijk beschermd in het ziekenhuis van Lima, maar na 137 bladzijden ga je mee de buitenwereld in. Laila heeft geld, ze is de dochter van een diplomaat, maar door haar beschemrde opvoeding is ze ook wat naïef. En ondanks zijn wilde verhalen kun je El Rato ook niet echt een man van de wereld noemen. Vanaf het moment dat de twee kinderen in Cuzco rondlopen, voel je de spanning toenemen.
Naast een soort road-trip is De verloren bloem van de sjamaan ook een boek vol magie, magie waar je in de sfeer van Peru volledig in meegaat. Laila en El Rato worden beschermd door geesten, geesten die, naarmate het verhaal vordert, steeds duidelijker aanwezig zijn. Pas aan het einde van het boek begrijp je waarom boven de hoofdstukken vanuit Lailia’s perspectief een vleermuis staat afgebeeld en boven die van El Rato een libel.
Net als bij de eerdere boeken van Davide Morosinotto is de vormgeving van het boek schitterend. De illustraties, het grafisch spelen met de tekst, zelfs het verslechterde zicht van Laila; over alles is nagedacht. Resultaat is opnieuw een prachtig boek, een verhaal om ademloos te lezen en te bekijken. Het verhaal wordt weliswaar steeds minder toegankelijk, maar als je eenmaal bent gegrepen, leg je het boek niet meer weg. De verloren bloem van de sjamaan is geschikt voor lezers vanaf twaalf jaar (en voor veel ouder).
Pagina 2 van 7