illustraties: Ludwig Volbeda
Querido, oktober 2020
Oudstebroer wordt opgeroepen om in het leger te dienen. Hij wil het aan zijn vijf jongere broers uitleggen, maar Jongstebroer mag niks weten. Hij is nog te klein. Dus Oudstebroer gaat naar de oorlog, terwijl Jongstebroer denkt dat hij naar een feest is.
Oudstebroer moet zich melden bij wachtpost 7787, waar de wacht hem om een gift vraagt. Oudstebroer heeft hem niets te bieden, alleen de verhalen die hij kent. En dus vertelt hij aan de wacht een verhaal.
Na een tijd verschijnt ook Tweede Oudstebroer met een verhaal bij de wachtpost. En nog later derde Oudstebroer. En Vierde Oudstebroer en Vijfde Oudstebroer. Allemaal vertellen ze een verhaal. Want allemaal hebben ze het talent om te vertellen. En de wacht luistert.
Tenslotte arriveert Jongstebroer. Hij weet inmiddels wat de oorlog is, en is opgeroepen om in het leger te dienen. Maar hij is nog zo jong. Als hij bij de wacht komt, vraagt die om zijn oren. En Jongstebroer kijkt benauwd naar het kromzwaard van de wacht…
Wie Hoe Tortot zijn vissenhart verloor (2016) heeft gelezen, kent hem al: de lieve, naïeve jongste broer die soldaat werd. Hele verhalen voor een halve soldaat gaat aan dit boek vooraf. Het boek is een raamvertelling: zes verhalen ingebed in het verhaal van de wacht die in zijn wachtpost 7787 zit te wachten op soldaten die de grens moeten passeren. En in het verhaal van de Jongstebroer, die wacht op de terugkeer van zijn vijf broers.
Het zijn zes verhalen die je ieder ademloos leest, waarna je met een plof weer terugkeert bij de wacht, met het gerommel van de oorlog op de achtergrond. Alsof je wakker wordt na een bizarre droom, terwijl het verhalen van de wachter en van Jongstebroer zelf bijna net zo bizar zijn.
Extra punten voor de schitterende illustraties van Ludwig Volbeda. Terwijl je leest, wil je verder en verder, maar pas daarna bekijk je de tekeningen één voor één en raak je daardoor net zo betoverd als door de verhalen van de broers. Hele verhalen voor een halve soldaat is een boek om heel zorgvuldig van te genieten, van de verhalen zelf, van de mooie taal, van de grillige fantasie van de auteur en van de hele sfeer van dit beeldschone boek. Beeldschoon, in alle opzichten. Geschikt voor lezers van twaalf jaar en (veel) ouder.
Lemniscaat, juni 2020
De wereldbevolking is veel te hard aan het groeien, de aarde raakt overbevolkt. Landen mogen daarom nog maar een beperkt aantal inwoners hebben. In sommige landen worden bewoners simpelweg gedood, maar zo barbaars is men in de Euro-Unie gelukkig niet. Daar heeft men het systeem van ‘slinkers’ bedacht. Slinkers krijgen een minimaal rantsoen, doen akelig werk, mogen geen elektriciteit gebruiken, niet reizen, niet meer naar school, vrijwel niks meer om hun ecologische voetafdruk zo klein mogelijk te maken.
Omdat de moeder van Axel en Tommy een kritische journaliste was, is hun gezin ook in de slinkstand gezet. Wanneer de populistische leider Foxen aan de macht komt, worden de ouders van Axel en Tommy opgepakt en weten de jongens op het nippertje te ontsnappen. Via contacten van hun moeder, komen ze terecht op een soort boerderij waar meer jongeren ondergedoken zitten. De broers ontdekken dat de regering van de Euro-Unie vergevorderde plannen heeft om alle slinkers uit te roeien. Ze moeten iets verzinnen om de regering tegen te houden, maar wie kunnen ze vertrouwen?
Het vorige boek van Marloes Morshuis, De Schaduwen van Radovar (2019), was beklemmend en spannend. In Quotum gaat er nog een schepje bovenop. De groei van de wereldbevolking, een populistische leider die liegt en bedriegt, rijke landen die vluchtelingen weigeren… hoewel je bij het lezen denkt: zo erg is het gelukkig hier nog niet, lijkt het boek bij vlagen toch akelig actueel en dichtbij.
Omdat er nu en dan een hoofdstukje is opgenomen in een ander lettertype en met een anonieme jongen in de hoofdrol, weet je dat er iemand in het spel is, die Axel en Tommy moet bespioneren en verraden. Er zijn twee mogelijkheden wie deze jongen is en omdat één van de twee ontzettend voor de hand ligt, vermoed je dat het de andere moet zijn. Ondanks dat is het verhaal ontzettend spannend, beangstigend en bijna claustrofobisch. Onmogelijk om het boek weg te leggen voor je het uit hebt. En het heerlijke is: Quotum, Project Z is het eerste deel van een tweeluik.
Quotum is verzorgd uitgegeven, met vallende-poppetjes-op-snee. Een boek voor liefhebbers van dystopische romans met een scheutje actuele politiek erin.
Quotum, Project Z is ademloos lezen voor gretige lezers van veertien jaar en ouder.
vertaling: Sylvia Witteman
Condor, juni 2020 (oorspronkelijk verschenen in 1982)
Het leven valt niet mee voor een dertienjarige intellectueel. En Adrian Mole kan het weten, want hij is zo’n intellectueel, eentje met een puist op zijn kin (zijn moeders schuld; ze heeft geen idee van vitaminen), met een beste vriend Nigel (uiteraard zonder puisten maar mét een racefiets), met een alcoholistische vader die de hond dronken voert en met een moeder die vindt dat hij (Adrian dus) zich niet aan moet stellen. Bovendien komt de buurman wel opvallend vaak op bezoek en zegt hij ‘Paulie’ tegen Adrians moeder, terwijl ze natuurlijk ‘Pauline’ heet, valt de bloedmooie, nieuwe klasgenote Pandora als een blok voor Nigel en heeft de hond het plastic kerstboompje van de kersttaart opgegeten. En dat is wat er alleen nog maar in januari in het leven van Adrian Mole gebeurt.
Wie Het geheime dagboek van Adrian Mole leest, kan niets anders doen dan constateren dat zijn of haar eigen leven nog wel meevalt, qua rampen. En eerlijk is eerlijk: het leven van Adrian is op zich ook nog niet zo verschrikkelijk, maar Adrian is om te beginnen een hypochonder en ten tweede is hij tamelijk onuitstaanbaar, waardoor hij ook weer verschrikkelijk grappig wordt.
Het dagboek is in de jaren ’80 al eens verschenen, maar het is nu opnieuw vertaald en uitgegeven. Het speelt nadrukkelijk zo’n veertig jaar geleden, in de tijd dat Margareth Thatcher aan het Britse roer stond en waarin er naar cassettebandjes geluisterd werd en niemand een mobiel had. Geen nood, achterin het boek staat een verklarende woordenlijst, voor als je niet weet wie Adam Ant is of wat ‘de tijd bellen’ is.
Het boek is nogal Brits, met bijvoorbeeld schooluniformen waaronder je zwarte sokken moet dragen (en in geen geval rode). Indertijd is Adrian Mole zelfs verfilmd, met de onvergetelijke scène waarin Adrian probeert lijm te snuiven en daarbij per ongeluk zijn modelvliegtuigje aan zijn neus vastplakt. Zo’n jongen is Adrian namelijk ook.
Kortom: ondanks dat het verhaal hier en daar een klein tikje gedateerd aandoet, is Het geheime dagboek van Adrian Mole tijdloos; een hilarisch boek voor liefhebbers van Britse, droge humor. Wie Het leven van een loser ontgroeid is, moet Adrian Mole maar eens lezen!
Een verrukkelijk dagboek voor iedereen van dertien jaar en (veel!) ouder.
vertaling: Aleid van Eekelen-Benders
Gottmer, februari 2020
Het is 1939. Petra heeft zich altijd thuis gevoeld aan de Engelse kust, waar ze met haar ouders en oudere zus Magda in de vuurtoren woont. Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en verandert haar veilige wereld in een onoverzichtelijke hel. Petra’s moeder is Duitse. Dat is nooit een probleem geweest, maar in het voorjaar van 1940 wordt Mutti er ineens van verdacht dat ze spioneert voor de Duitsers. Ze wordt opgepakt en in een kamp geplaatst. Niet lang daarna komt Petra’s vader niet meer terug van een reddingsactie op zee bij Duinkerken. Magda en Petra staan er alleen voor.
Mevrouw Baron, het hoofd van de school, probeert de meisjes zo veel mogelijk te helpen, maar Magda en Petra zijn niet van plan om zich te laten adopteren door mensen die ver van de kust vandaan wonen. Intussen is het Petra wel duidelijk dat haar ouders een geheim hadden – en Magda ook. Er is een verrader in het dorp; iemand die samenspant met de Duitsers. Het is levensgevaarlijk om uit te zoeken wie hen zo dwars zit, maar Petra zet door.
Het gezin waar Petra deel van uitmaakt, is hecht. Ze leven met z’n vieren een beetje afgezonderd van het dorp. Mag is een stoere, impulsieve meid, Petra krijgt alle ruimte om te fantaseren en te dromen. De omgeving leent zich daar dan ook goed voor: zee, rotsen, kliffen, de vuurtoren, een hoop oude verhalen en legenden. Petra voelt de magie van de omgeving tot diep in haar botten, zoals ze het zelf omschrijft.
Ons kasteel aan zee heeft dan ook vaag iets magisch, niet in de zin dat er getoverd wordt, maar het is meer de sfeer van de zee die tegen de rotsen slaat, van de vuurtoren, van een oude legende van vier meisjes uit het dorp die in stenen zouden zijn veranderd nadat ze een nacht lang in de mist hadden gewacht op de terugkeer van hun vaders die op zee waren.
Ons kasteel aan zee is een boek om achter elkaar uit te lezen. Langzaam wordt het Petra – en de lezer – duidelijk dat Mutti niet toevallig opgepakt is. Er dreigt iets in het boek, dat voel je al veel eerder dan dat het tot je doordringt. Petra is de verteller. Ze is soms wel erg uitvoerig, anderzijds past dat bij de sfeer van het verhaal. Ons kasteel aan zee is een prachtig boek over opgroeien in oorlogstijd, over verraad en over vertrouwen.
Geschikt voor twaalf jaar en ouder.
vertaling: Maria Postema
Van Goor, mei 2020
Het land Panem staat aan de vooravond van de 10e Hongerspelen; de straf voor de twaalf districten na de burgeroorlog. Ieder district moet een jongen en een meisje leveren voor de strijd; 23 gaan er dood, alleen de winnaar overleeft. Nieuw dit jaar is dat iedere tribuut een ‘mentor’ krijgt: een veelbelovende jongere uit het Capitool. Omdat zo’n mentorschap zogezegd goed staat op je cv heeft Coriolanus Snow zich aangemeld. Het is voor hem dé manier om aan een studiebeurs te komen, want niemand mag weten dat zijn ooit zo machtige familie verarmd is.
Coriolanus krijgt de vrouwelijke tribuut van District 12 toegewezen. Een afgang, want zij staat helemaal onderaan de sociale ladder. Maar deze Lucy Grey is een persoonlijkheid, een zelfbewust meisje met stijl waar Coriolanus ondanks het klassenverschil respect voor krijgt en zelfs verliefd op wordt. Buiten de arena probeert hij zijn tribuut zo lang mogelijk in leven te houden. Is dit valsspelen? Of is dit een investering in zijn eigen toekomst? In Panem blijft niets onopgemerkt, dus de gevolgen voor Coriolanus zijn ingrijpend. Is hij wel de elitaire, vaderlandslievende modelleerling die hij hoopt te zijn?
Dit vierde boek over De Hongerspelen speelt lang voor de andere drie delen. Het vertelt over de jeugd van de latere president Snow. Op zijn achttiende is Coriolanus vindingrijk, creatief, charmant en ongelooflijk egocentrisch, al kan hij dat laatste keurig verbergen. Hij weet heel wat mensen te manipuleren om zijn zin te krijgen, hij kiest uit eigenbelang en hij is een eersteklas ambitieuze narcist. Toch is hij niet geheel onsympathiek; hij is meer een product van zijn opvoeding. Mensen uit het Capitool, mensen uit goede families en met veel geld zijn in zijn ogen nu eenmaal meer waard dat het plebs uit de Districten. Het is dan ook Coriolanus’ grote angst dat anderen ontdekken dat zijn familie geen rode cent meer heeft. Dat maakt hem chanteerbaar en daardoor een heel interessant personage.
Hoewel het einde van het boek een wat vreemde en ook onverwachte wending maakt, is ook dit Hongerspelen-deel een verrukkelijk boek met meerdere lagen, een boek over macht en manipulatie, dat zich niet meteen laat doorgronden. Je kunt het eventueel los van de andere delen lezen. Het boek is opnieuw hard en wreed, maar een must voor liefhebbers van De Hongerspelen. Geschikt voor lezers van veertien jaar en ouder.
vertaling: Manon Smits en Pieter van der Drift
Baeckens Books, april 2020
Het is juni 1941. De twaalfjarige tweeling Viktor en Nadja woont in Leningrad in de Sowjet-Unie. Van hun vader krijgen ze een paar schriften met een ringband en die gebruiken ze samen als dagboek. Nadja schrijft met blauw en Viktor met rood.
Als Hitler de oorlog verklaart aan de Sowjet-Unie, worden Viktor en Nadja op kindertransport gezet naar een plaats buiten de stad, omdat het daar veiliger is. Per ongeluk komen ze ieder in een andere trein terecht: de trein van Viktor rijdt naar een kolchoz in Kazan (1500 kilometer naar het oosten), terwijl de trein van Nadja strandt in Mga, vlakbij Leningrad. De overheid stuurt vervolgens het bericht de wereld in dat de trein is gebombardeerd door de Duitsers en dat er geen overlevenden zijn. Victor weet zeker dat zijn zus nog leeft en besluit haar te gaan zoeken, terwijl Nadja in fort Oresjek in Sjlisselburg bij Leningrad tegen de Duitsers vecht. Er volgt een lange, ijzig koude winter, vol sneeuw, honger en ellende, maar met onverwachte vriendschappen en een bijzondere rol voor de tweeling.
Alleen al voor de vormgeving zou je Twee fonkelrode sterren in de blinkend witte sneeuw moeten lezen! Het boek is opgesteld als het rapport van een kolonel van de NKVD, de afdeling staatsveiligheid van de toenmalige Sowjet-Unie. Tussen de aantekeningen van kolonel Smirnov lees je het dagboek van de tweeling.
Die Sowjet-aantekeningen zijn vaak hilarisch, maar dat is het verhaal van Nadja en Viktor niet. In de verte doet dit boek denken aan de klassieker Boris van Jaap ter Haar (1966), maar dat komt ook door de sneeuw, de kou en het Beleg van Leningrad. Nadja en Viktor beleven ieder hun eigen avontuur, maar dankzij de rode en de blauwe inkt is het volkomen duidelijk wie er wat meemaakt. Naast een ijzingwekkend oorlogsverhaal leer je en passant heel wat over de geschiedenis van de Sowjet-Unie. Hoe Viktor en Nadja elkaar terugvinden, is wat toevallig, maar je gunt het de kinderen van harte.
Dit boek sleept je mee naar een uitgeput Leningrad, naar de verschrikkingen van het Beleg van Leningrad in de oorlog en naar een tweeling die weliswaar verzonnen is, maar voorgoed in je hoofd woont. Plus naar de tijd van de Koude Oorlog en alle bureaucratische waanzin.
Lezen, dit in alle opzichten prachtige boek! Geschikt voor twaalf jaar en (veel) ouder.
Leopold, maart 2020
Het is 1938. Het joodse gezin Birnbaum woont in Berlijn, maar de situatie wordt voor joden met de dag gevaarlijker. Vader Birnbaum wordt opgepakt en moeder Birnbaum besluit haar kinderen op de trein naar Nederland te zetten, in de hoop dat ze daar bij hun tante en oom veiliger zullen zijn dan in Duitsland. Sonni (11 jaar) is de oudste. Ze voelt zich verantwoordelijk voor haar broertjes en zusjes.
Eenmaal in Nederland komen de kinderen na omzwervingen in een kindertehuis in Rijswijk terecht. Gelukkig arriveren papa en mama ook nog in Nederland, maar een huis is er niet voor hen. Ze gaan naar een vluchtelingenkamp in Westerbork.
Als in 1940 de Duitsers Nederland binnenvallen, verandert het opvangkamp in doorgangskamp. Vader en moeder Birnbaum leiden er een weeshuis voor joodse kinderen die zonder ouders in Westerbork aankomen. In maart 1944 wordt het gezin Birnbaum samen met de weeskinderen op transport gezet naar Bergen-Belsen. Daarna volgen nog ingewikkelde transporten door heel Duitsland, voor eindelijk, eindelijk de bevrijding komt.
Er bestaat een documentaire van de NOS over de crèche die door vader en moeder Birnbaum werd geleid, maar in Wij blijven bij elkaar gaat het vooral over hoe de kinderen Birnbaum zelf deze zeven jaren (1938 – 1945) hebben ervaren. De grootste rol is er voor Sonni, die als oudste dochter alles het meest bewust heeft meegemaakt en als elfjarige als een moeder voor de jongere kinderen zorgde. Echt schokkend is het om te lezen hoe groot na de oorlog de angst van Sampi (7 jaar) voor blaffende honden is en hoe dit jongetje zomaar wordt afgerost door zijn antisemitische hoofdonderwijzer.
Wij blijven bij elkaar is gebaseerd op de werkelijkheid: vader en moeder Birnbaum zorgden zowel in Westerbork als in Bergen-Belsen voor joodse kinderen zonder ouders. Alle kinderen Birnbaum zijn in 2019 nog in leven en wonen nu in Israël. Martine Letterie zocht hen op en vertelt in dit boek hun verhaal.
Het resultaat is een boek dat indruk maakt. Het mag een wonder heten dat de hele familie Birnbaum de oorlog en het concentratiekamp overleefde én inderdaad bijna al die tijd bij elkaar heeft kunnen blijven. Het boek leest toegankelijk, maar is vanwege de schokkende inhoud vooral geschikt voor lezers van twaalf jaar en ouder.
Holland, februari 2020
Madeleine is een perfectionist. Meer dan dat: ze heeft haar leven voor de komende jaren al helemaal uitgestippeld, met als glorieus hoogtepunt haar huwelijk met de knappe meneer Hamilton. Niet dat haar leraar Engels al op de hoogte is van deze trouwplannen, maar dat moet binnenkort wel in orde komen. Madeleine heeft zich namelijk verkiesbaar gesteld als organisator van het grote schoolfeest. Ze weet al helemaal hoe ze het aan gaat pakken: een chique gala waarvoor ze alles tot in de puntjes gaat regelen. Haar tegenkandidaat is de chaoot Oscar die een schuimparty wil geven. Een eitje om hem te verslaan.
Dat loopt natuurlijk anders. Madeleine en Oscar worden noodgedwongen samen de organisatoren van het schoolfeest. Dat betekent samenwerken, compromissen sluiten, de organisatie uit handen geven en omgaan met een jongen die je verafschuwt. Allemaal puntjes waar Madeleine zogezegd niet zo sterk in is.
Goed, Madeleine is wat over-de-top, net zoals haar druk-druk-druk ouders, en ook wel een beetje zoals Oscar die in alles haar tegenpool is. Maar dankzij het enorme contrast tussen beide hoofdrolspelers wordt Not so perfect erg grappig om te lezen. Want welk meisje van zestien of zeventien jaar stippelt haar leven op de wijze uit die Madeleine heeft gekozen? Madeleine mag dan in 4 atheneum zitten, ze weigert in te zien dat haar aanvallen van hyperventilatie komen doordat ze van zichzelf geen enkele fout mag maken. Dat ze naar de schoolpsycholoog gestuurd wordt, is in feite een smet op haar cv, en dus mag niemand weten waar ze zo nu en dan na schooltijd naartoe gaat.
Uiteraard, uiteraard is meneer Hamilton niet in zijn leerlinge geïnteresseerd (maar wel in de kleine, dikke lerares Frans), maar eindigen Madeleine en Oscar de schoolfeestavond in elkaars armen. Dat zag je al vanaf bladzijde 25 aankomen, en het klopt dan ook helemaal.
Not so perfect is het perfecte boek om mee op de bank te ploffen als je dringend behoefte hebt aan ontspannende lectuur, op zo’n dag waarop alles tegen lijkt te zitten, het motregende toen je naar huis moest fietsen en de liefde van je leven jou niet eens zag staan. Alles komt goed, en dat is een prettig idee.
Een lekker leesbaar meidenboek, geschikt voor perfectionisten, chaoten, muurbloempjes en dramaqueens van dertien jaar en ouder.
Querido, januari 2020
Als haar vader precies op haar verjaardag ineens verdwenen is, weet Charlie niet wat ze moet denken. Haar vader zou haar toch nooit zomaar in de steek laten? Daarom moet het wel aan haar moeder liggen dat hij weg is. En dus is Charlie kwaad. Haar moeder wil steeds met haar praten, maar daar heeft zij zelf mooi geen zin in. Aan haar vriendin Liv heeft ze ook niet veel. Die giechelt en klets alleen maar over haar eigen vader. En dan is er nog Kat, die zielsirritante klasgenote, die haar altijd ‘Spriet’ noemt en die een neus heeft voor narigheid.
Als Charlie eindelijk ontdekt wáár haar vader is en waaróm hij weg is, wordt ze helemaal woedend. Iedereen liegt tegen haar. Dus als er op school brand is uitgebroken en de politie langs komt om uit te zoeken wie die brand heeft aangestoken, besluit Charlie binnen een paar seconden om ook te liegen. Een leugen die daarna op haar geweten blijft drukken.
Charlie is dertien. Een ellendige leeftijd waarop je geen raad weet met jezelf. Heel mooi laat de auteur je meevoelen met dit meisje dat veel mensen om zich heen heeft die haar willen helpen, maar dat uit dwarsigheid en pure onmacht niet geholpen wil worden. Intussen haalt ze zelf het bloed onder haar moeders nagels uit. Zo heeft haar moeder in overleg met de schooldirecteur geregeld dat Charlie kan gaan ‘praten’ met een mevrouw, speciaal voor ‘kinderen die moeilijk uit hun schulp komen’. Als haar moeder onhandig probeert te vertellen waarom ze dat heeft geregeld, zegt Charlie ijzig: ‘Ik ga naar boven. Naar mijn schulp, nu het nog kan.’
Sommige personages, zoals de schooldirecteur of de agent, zijn wat eendimensionaal, maar daar staat tegenover dat Charlie, haar moeder, haar oma Sonja en Kat allemaal heel goed getroffen zijn. Je zal bij zo’n rotmeid als Kat in de klas zitten. Binnen een paar zinnen voel je tot in je maag hoe moeilijk het is om je tegen zo’n vilein kreng te verdedigen.
Leugenaar leugenaar gaat natuurlijk over wat een echtscheiding van ouders bij een puber teweeg kan brengen, maar ook over leugens en de waarheid. Lieg je ook als je iets verzwijgt? En wat als je doelbewust liegt, maar je leugen een vreselijk gevolg blijkt te hebben? Hoe kijk je naar jezelf?
Leugenaar leugenaar is daarnaast ook nog prachtig qua taal, met beeldschone zinnen om van te proeven en te laten smelten op je tong. Een bijzonder boek voor lezers van twaalf jaar en ouder.
Gottmer, september 2019
Angel woont in een schimmelige flat in een probleemwijk. Haar moeder werd zwanger toen ze pas vijftien jaar oud was, had en heeft doorgaans geen idee wat ze met haar stuiterende recalcitrante dochter aan moet en werkt als stripteasedanseres in een nachtclub. Angel schaamt zich dood voor het werk van haar moeder, maar wie er iets over waagt te zeggen, krijgt een grote mond of maakt kennis met Angels vuisten. Vriendinnen heeft Angel niet en ook jongens houdt ze op een afstand.
Maar dan komt ineens Kayleigh bij haar in de klas en dan gebeurt er iets. Kayleigh is slim, Kayleigh leest boeken en als Kayleigh even haar hand op Angels knie legt, duwt Angel haar niet weg. Als na de kerstvakantie Kayleigh ineens is verdwenen, is Angel de kluts kwijt. Wat voelde ze nou voor Kayleigh, is dat normaal, en wat moet ze nou verder?
Drama Queen start als Angel in groep 8 zit en twaalf jaar is. Daarna volgen er nog twee episoden: als Angel dertien en vijftien is. Drie perioden waar Kayleigh ineens doorheen raast en waarin de meiden om elkaar heen draaien, terwijl het duidelijk is dat ze een enorme klik hebben. Dat ze al in groep 8 verliefd op elkaar waren, maar op dat moment niets anders wisten te verzinnen dan de klassenfoto verknippen en het snippertje waar ze naast elkaar opstaan zorgvuldig bewaren.
Naast de ontluikende verliefdheid tussen twee meisjes gaat het boek ook over de relatie tussen Angel en haar moeder. In feite zijn ze allebei nog kinderen; de moeder maakt er een puinhoop van, rommelt met foute mannen, komt dronken thuis en blijft ook rustig eens een nachtje weg. Angel en zij maken continue ruzie, maar intussen voelt je tussen de regels door de enorme genegenheid tussen die twee. De moeder is geen rotmens, ze doet haar best, maar dan wel op haar eigen onhandige, onvolwassen manier. Het gesprek dat ze met haar dochter heeft over verliefdheid, is een van de mooiste dialogen ooit geschreven.
Het is knap hoe Derk Visser opnieuw een meisje in een achterstandsbuurt zo goed en overtuigend weet neer te zetten. Angel met haar ADHD gaat vanaf de eerste bladzijde voor je leven, inclusief haar grote mond en haar eerste verliefdheid. Angels moeder heeft gelijk: Angel ís een dramaqueen. En wat voor één!
Een prachtig en rauw boek over liefde, geschikt voor lezers van dertien jaar en ouder.
Kluitman, september 2019
De ouders van Kiki zijn al een tijdje uit elkaar, maar Kiki heeft het er nog steeds moeilijk mee dat haar vader er met een nieuwe vriendin vandoor ging. Bovendien voelt ze zichzelf een saaie nerd met saaie nerdvrienden. Volkomen logisch dat een leuke, knappe jongen als Tobias haar nooit ziet staan.
Toch verandert er wat als haar moeder een nieuwe vriend ontmoet. Deze Johan verdient blijkbaar geld als water, dus ineens krijgt Kiki een nieuwe gaderobe en een vrolijke moeder en meer zelfvertrouwen. En Tobias laat merken dat hij interesse in haar heeft.
Toch vertrouwt Kiki Johan niet. Hij zegt dat hij in vastgoed handelt, maar Kiki ontdekt dat hij contant geld witwast via de bloemenzaak van haar moeder. Door deze ontdekking loopt ze zelf ineens gevaar.
Stief begint met een soort proloog in het ‘nu’ waarin Kiki in het donker op de vlucht is in een bos en er een ‘hij’ achter haar aanzit. Daarna begint het werkelijke verhaal. Zo’n proloog werkt prima om de lezer nieuwsgierig te maken, want wie is die ‘hij’ en weet Kiki aan hem te ontsnappen? Als Johan vervolgens op het toneel verschijnt, gaan dus onmiddellijk de alarmbellen rinkelen.
Dat een grijs muisje als Kiki ineens interessant wordt voor een populaire jongen als Tobias (die nota bene al een knappe vriendin heeft) is een tikje ongeloofwaardig, maar wel wensvervullend voor onzekere pubers. En gelukkig zijn er ook wat verrassende wendingen in de ontluikende liefde tussen Kiki en hem, met een heel erg verrassend (en ook wel grappig) einde.
Stief is een dun boekje (104 bladzijden) voor een kleine prijs. Het leest lekker weg, de combinatie thriller / onzeker pubermeisje werkt prima. Zo hier en daar is het verhaal wat toevallig of ongeloofwaardig, maar ach. Stief is heel geschikt voor de minder gretige lezers die ‘moeten’ lezen voor school en/of voor liefhebbers van boeken van Mel Wallis de Vries.
Lekker spannend verhaal voor dertien jaar en ouder.
illustraties: Charlotte Dematons
Leopold, oktober 2019
Het is 1947, twee jaar na de oorlog. Alles begint weer een beetje gewoon te worden. Victor zit in de hoogste klas van de lagere school en hij is homo. Dat weet hij allang en soms verbaast het hem dat andere mensen het niet weten. Anderzijds mag niemand er achter komen. Want homo-zijn, dat is niet iets waar je mee te koop loopt.
Victor is een buitenbeentje, zowel in de klas als thuis. Zijn ouders zijn maar wat trots dat hij misschien naar het gymnasium kan, want zelf hebben ze niet veel onderwijs gehad. Maar Victor twijfelt en zit liever te dromen dan dat hij leert over de grondlagen in het veen.
De meisjes uit zijn klas lijken erg op hem gesteld, maar Victor droomt over jongens.
Niemand ziet het is een semi-autobiografisch boek. Dolf Verroen zit heel dicht op de huid van een jongen van een jaar of dertien. Het belangrijkste thema van het boek is niet Victors homoseksualiteit, maar zijn onzekerheid. Die oorlog is dan wel voorbij, de toekomst ligt open, maar Victor weet niet wat hij met zichzelf aan moet. Hij wil een andere toekomst dan zijn ouders, hij droomt van de knappe jongen die hij zag in het toneelstuk waar zijn moeder aan meedeed, maar hij hoort ook de roddels over zijn tante Marijke en oom Piet die gaan scheiden en voelt al aankomen hoe zijn omgeving zal reageren als iemand ontdekt dat hij homo is.
Ontroerend is hoe je tussen de regels door leest dat de meisjes uit Victors klas op dit zachtaardige jongetje gesteld zijn en dat Victor daar niet veel mee kan. Meisjes interesseren hem gewoon niet. Hij begrijpt er dus niets van dat juist hij naar het huis van zijn klasgenote Annie moet, nadat het meisje aan hersenvliesontsteking overleed. Hij probeert onhandig met Thea te zoenen, maar vindt het verschrikkelijk vies.
Hoewel de kaft van het boek er voor jongeren niet zo aantrekkelijk uitziet, zijn de zwart-witte illustraties van Charlotte Dematons prachtig. De mooiste staat op bladzijde 26, waar een stralende Victor verliefd opkijkt, als hij bij een toneelstuk zo’n mooie jongen ziet.
Niemand ziet het is een subtiel boek voor fijnproevers. Geen boek dat makkelijk begrepen wordt, wel een boek dat door onzekere lezers gekoesterd kan worden. Een pareltje voor twaalf jaar en ouder.
Pagina 3 van 7