verhalen over vriendschap en vluchtelingen
diverse auteurs
Lemniscaat, juni 2018
Negentien verhalen en gedichten, over vluchtelingen en over vriendschap, geschreven door negentien auteurs die publiceren bij uitgeverij Lemniscaat. Dat levert negentien verschillende invalshoeken op, verzonnen verhalen, verhalen die zich in Nederland of juist in een oorlogsgebied ver weg afspelen, verhalen uit het verleden of juist in de toekomst. Al met al geen boek dat je achter elkaar uitleest, maar meer een boek om op de plank te hebben en zo nu en dan een verhaal of gedicht uit te kiezen.
Een verhaal dat heel dichtbij komt, is HH 318 van Marloes Morshuis. Er woedt een soort oorlog in Nederland en de ouders van Tijn (journalist en politica) zijn opgepakt door de zwartjassen. Met hulp van zijn grootouders is Tijn nu op weg naar het veilige Noorwegen. Het piepkleine, overvolle bootje waarmee hij de Noordzee oversteekt, wordt overvallen, zodat hij al zijn spullen kwijtraakt, en in het asielzoekerscentrum in Noorwegen geloven ze niet dat Tijn thuis gevaar loopt. Tijn dreigt te worden uitgezet en verdwijnt in de Noorse illegaliteit. Door een vluchtelingenverhaal aan een Nederlandse jongen te koppelen, komt het ineens heel dichtbij. Het is lastiger om je te identificeren met Sossa, met Youry of met Karim, die in drie andere verhalen ook op de vlucht zijn, maar bij Tijn heb je ineens het gevoel dat jou zoiets ook kan overkomen. En dat is behoorlijk confronterend.
Joyce Pool vertelt over Belgische vluchtelingen in Friesland, tijdens de Eerste Wereldoorlog, Jan Terlouw over de Tweede Wereldoorlog (wie Oorlogswinter heeft gelezen, komt zijn verhaal bekend voor), Eva Moraal schrijft een toekomstverhaal in de ruimte. Oorlogservaringen uit Syrië in een wat afstandelijk verhaal van Gijs Wanders, een vader die demonstreert tegen uitbreiding van een azc in een verhaal van Annet Huizing. In datzelfde verhaal krijgt de vader een taakstraf in datzelfde azc en gaat daar vervolgens als vrijwilliger klussen met wat jongens die daar wonen. Een ommezwaai die wat moeilijk invoelbaar is.
Al met al is Jij en ik nogal divers, in de positieve en negatieve zin van het woord. Het is een wat politiek-correct boek dat zo hier en daar in clichés blijft steken, maar dat ook dat zeer bruikbaar is in de bovenbouw van de basisschool en in de laagste klassen van de middelbare school. Geschikt voor tien jaar en ouder.
Van Holkema & Warendorf, maart 2018
Bo is verhuisd. En dus moet ze naar een nieuwe school. En daar ziet ze metershoog tegenop. Want Bo is spastisch. Haar been is krom, haar ene hand is een klauwtje, ze heeft een bocheltje, ze wiebelt en soms is ze bijna niet te verstaan. Op haar vorige school is ze verschrikkelijk gepest, maar dat hoeft niemand te weten.
In de klas komt ze naast Tom te zitten. Vrijwel meteen heeft Bo in de gaten dat Tom haar ‘moet’ helpen. Voor hulp is Bo allergisch, maar toch moet ze toegeven dat Tom haar intrigeert. Er ontstaat een voorzichtige vriendschap, een vriendschap die hechter wordt als Tom achter Bo’s geheim komt en vastbesloten is haar te helpen om wraak te nemen op haar voormalige kwelgeest. Maar zo ver komt het niet, want ook Tom heeft een geheim. Het is niet voor niets dat de juf hem heeft aangewezen om Bo wegwijs te maken. Als Bo het geheim van Tom hoort, is ze diep geschokt. Maar toch is Tom haar vriend. Dat wist haar hart al voor haar hoofd het wist.
Een verhuizing en een nieuwe school; het blijft een cliché, maar wel een effectief cliché. Heel invoelbaar dat Bo die nieuwe klas niet ziet zitten en dat ze haarfijn in de gaten heeft dat er al over haar gepraat is en iedereen probeert zo ‘gewoon’ (en behulpzaam!) mogelijk te doen, ook al is haar handicap niet zo heel gewoon.
Het vertelperspectief verspringt van Bo (in de ik-vorm) naar Tom (in de hij-vorm), al komt Tom er (ook qua aantal pagina’s) nogal bekaaid vanaf. Op zich is Tom interessant genoeg om een half boek aan te wijden, dus deze onevenwichtige verdeling doet wat vreemd aan. Sterker nog: Tom is in feite interessanter dan Bo en zijn sluimerende verdriet zou veel meer aandacht mogen krijgen. De lezer weet pas op het allerlaatst wat er precies gebeurd is rondom Tom. Dat zou geen probleem hoeven zijn, maar door de wat ongelijke rolverdeling is de ontknoping van het boek nogal abrupt en komt Tom minder goed uit de verf dan je hem zou gunnen. Zijn geheim wordt een beetje afgeraffeld en dat is jammer.
Prima dat er een boek geschreven is over een meisje met een fysieke handicap, al ligt de boodschap er wat dik bovenop. Twee buitenbeentjes worden vrienden en het is mogelijk om je verleden achter je te laten. Als je jezelf - en anderen - maar vertrouwt. Het (on)gewone verhaal van Bo (en Tom) is geschikt voor lezers vanaf elf jaar.
Lemniscaat, maart 2018
De vader van Maxime komt uit Rusland, is balletdanser en is de beste vader van de wereld. Dat vindt Maxime. Maar soms is het lastig om zo’n vader te hebben. Hij reist de hele wereld over met zijn balletgezelschap en hij is dus vaak niet thuis. Als hij er wel is, moet alles precies zo gaan als hij gepland heeft. En dan mag Maxime dus geen paprika door de borsjt roeren als er niet genoeg knolraap is.
Maxime danst zelf ook. Ze krijgt les van juf Br en ze traint samen met Lev voor de auditie bij een beroemde dansopleiding. Haar moeder en de juf hebben besloten om niks tegen Maxime’s vader te zeggen. Anders zou hij zich overal mee gaan bemoeien. Maxime vindt het moeilijk om zo’n groot geheim voor haar vader te hebben. Vrijdag is de auditie. Haar vader is deze week in Rusland met zijn voorstelling. Als hij belt, mag ze niks verklappen. Maar hoe kan ze haar auditie geheim houden als haar vader plotseling eerder uit Rusland thuiskomt?
Wat een loyaliteitsconflict! Enerzijds is haar vader voor Maxime de geweldigste en liefste vader die er is, anderzijds zit hij haar ontzettend in de weg. De man is gewend dat er naar hem geluisterd wordt en dat mensen zich aan hem en zijn werk aanpassen. Dat is voor Maxime de normaalste zaak van de wereld. Daarnaast is het voor het meisje moeilijk om echt van het dansen te genieten. Goed, ze zit wel in het topklasje van juf Br, maar tegen die beroemde vader van haar kan ze nooit op. Kan zij ooit zo goed worden als hij is? Niet gewoon aan je vader kunnen vertellen waar je mee bezig bent, terwijl je zo dol op hem bent, dat is lastig.
Er moet een climax komen, dat voel je tijdens het hele boek. En die climax komt ook, maar je moet het boek opnieuw lezen om die climax te doorgronden. Er had iets spectaculairders kunnen komen, maar pas bij een tweede keer lezen, ontdek je dat de ontwikkeling die Maxime doormaakte belangrijker is. En die ontwikkeling zit verstopt tussen de regels.
Dans! gaat in de eerste plaats natuurlijk over dansen, over ballet. Daarnaast gaat het over iets willen, of over niet weten of je iets wel wil. Over je eigen keus maken, ongeacht wat iemand anders van je verlangt. Een boek om vaker dan eens te lezen, al is het maar vanwege de mooie zinnen. Voor balletdansers en andere lezers van tien jaar en ouder.
illustraties: Alex de Wolf
Van Holkema & Warendorf, februari 2018
In 1883 was er in Amsterdam een Wereldtentoonstelling. Maandenlang stonden er tenten op het huidige Museumplein, met elk een ander land als thema. Zo waren er ook tenten over Suriname en Nederland Indië, waar de bezoekers konden kijken naar mensen uit die landen. Mensen met een donkere huid, die net deden of ze thuis waren. Ze bouwden er hutjes en holden een kano uit. Ze maakten muziek of verkochten ansichtkaarten als souvenir. Eén van die mensen was Syntax Bosselman. Hij werkte eerder jarenlang als slaaf op een plantage in Suriname, tot de slavernij er in 1863 eindelijk werd afgeschaft.
Arend van Dam kwam Syntax Bosselman op het spoor toen hij een foto van hem vond in een boek. Tijdens het zoekwerk wie deze man moest wezen, belandde hij in het Stadsarchief van Amsterdam. Daar vond hij gegevens over de Wereldtentoonstelling en ontdekte dat in 1883 28 mensen vanuit Suriname naar Nederland waren gebracht om tentoon gesteld te worden.
Arend van Dam besloot een boek te schrijven over de reis van Syntax en over de afschaffing van de slavernij. Het werd een omvangrijk boek, want het verhaal over de rol van Nederland in de slavenhandel gaat vele eeuwen terug.
De reis van Syntax Bosselman bevat verschillende lijnen. Natuurlijk is er het verhaal dat in 1883 speelt en waarin Syntax de hoofdrol heeft. Dan zijn er diverse korte historische verhalen rondom mensen die (zijdelings) met slavenhandel te maken hadden, zoals Jan Pieterszoon Coen, Jan van Riebeeck en slaaf Tula. Tenslotte vertelt de auteur over zijn zoektocht naar informatie en alles waar hij mee worstelde tijdens het schrijven van het boek. Kon hij bijvoorbeeld woorden als ‘inboorlingen’, ‘boschnegers’, ‘kaffers’ of ‘hottentotten’ gebruiken? Ooit waren deze termen heel gewoon, anno 2018 zijn ze zwaar beladen.
De reis van Syntax Bosselman is een uiterst boeiend boek. Het belicht de rol van Nederland in de mensenhandel; een behoorlijk hypocriete rol, want slavernij was binnen Nederland verboden, maar buiten de grenzen werd er grof geld aan verdiend. Van Dam noemt het boek een ‘dossier’. Het is volgens hem nog niet af. Daar heeft hij gelijk in: een boek als dit is nooit af, maar hij is al een heel eind gekomen. Een boek om zo hier en daar het schaamrood van op je wangen te krijgen én een boek dat iedereen zou moeten lezen. Tien jaar en ouder.
Querido, juli 2016
(heruitgave, eerder verschenen bij Leopold, maart 2011)
CPNB-Kerntitel, Kinderboekenweek 2018
Flora houdt niet van veel mensen om zich heen. In de zomervakantie helpt ze het liefst haar vader, die hovenier is. Als ze met kruiwagens en afgezaagde takken sleept, hoeft ze lekker met niemand te praten.
Dan leert ze op de bruiloft van haar tante Evi kennen. En Nick. Evi wordt haar nieuwe buurmeisje: ze is een beetje raar kind dat ruzie maakt met iedereen. Evi wil vriendinnen zijn met Flora, maar Flora weet niet op ze Evi nou aardig vindt. En dan is er Nick, die veel te aardige jongen uit groep 8. Tot haar schrik merkt Flora dat ze verliefd op hem is.
Het wordt een rare zomervakantie. Flora heeft ineens vrienden. Bovendien ontvoert ze een kip en koopt - met hulp van Evi en Nick - zeven bevruchte eieren om die door kip Merel te laten uitbroeden. Dat gaat prima, Merel zit drie weken lang keurig te broeden in Flora’s klerenkast.
Met Evi gaat het niet goed: haar vader wil hertrouwen met Jozien, maar Evi wil geen nieuwe moeder. Jozien heeft tegen haar vader gezegd dat ze niet meer wil trouwen als Evi dat persé niet wil en nu is Evi’s vader verdrietig. Hoe maakt Evi het goed met Jozien en haar vader?
Drie totaal verschillende kinderen raken bevriend met elkaar. Dat zou vreemd kunnen zijn, maar in de vaart van het verhaal ga je er volledig in mee. Ook met het feit dat een kip drie weken lang in een klerenkast zit te broeden, zonder dat ouders iets merken.
Evi is verreweg het interessantste personage: zij is een emotioneel verwaarloosd kind dat met zichzelf in de knoop zit. Haar moeder is overleden en ze mag de nieuwe vriendin van haar vader niet. Als Jozien van die trap valt, denkt ze zelfs dat het haar schuld is, omdat zij haar dood heeft gewenst. Dit magische denken hoort niet helemaal bij haar leeftijd, maar illustreert wel haar schuldgevoel.
De leukste rol is er voor kip Merel. Je zou zo een kip met bevruchte eieren op je kamer willen houden, ondanks dat kippendrollen gigantisch schijnen te stinken. Wat moet het fantastisch zijn als de eieren echt uitkomen!
Flora vertelt het verhaal in de eerste persoon enkelvoud. Evi, Nick en ik is een grappig boek, dat tussen de regels door heel wat te bieden heeft en dat toch makkelijk wegleest, over schuldgevoel, vriendschap en houden-van. Geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
Kluitman, februari 2018
Het is 1432. Allert Mateman is een straatarme pachtboer, die zijn schuld bij de heren van Rhemen en Dravenhorst niet meer kan betalen. Zijn zoon Aelwijn moet daarom twee jaar lang als staljongen werken op het kasteel De Ravenhorst. In eerste instantie valt dat niet mee: hij moet de vervelendste klusjes opknappen en hij mist zijn ouders. Maar het eten is goed, hij vindt vrienden en als blijkt dat hij goed met paarden kan omgaan, krijgt hij ook beter werk.
De broers Geert, Adolf en Lubbert van Rhemen zijn beroemd als paardenfokkers, maar berucht als roofridders. Aelwijn ontdekt dat ze in een kerker in het kasteel een monnik gevangen houden, in de hoop op losgeld. Elke nacht brengt Aelwijn de man stiekem eten.
Als het kasteel belegerd wordt, vluchten de broers. Onder het bewind van de nieuwe heer van De Ravenhorst bloeit het kasteel op. Intussen wordt er gezocht naar de enorme geldschat die in het kasteel verborgen moet zijn, want de broers van Rhemen hadden bijna niets van al het geroofde geld bij zich op hun vlucht. Waar is de schat van De Ravenhorst?
Kasteel De Ravenhorst heeft echt bestaan en lag even ten noordwesten van Winterswijk. Ook de broers Van Rhemen leefden er omstreeks 1432 en zelfs over de schat van De Ravenhorst bestaat een legende. Aelwijn is verzonnen.
Het verhaal in Het geheim van de Ravenhorst wordt rechttoe-rechtaan verteld. Het is gewoon lekker lezen: historisch verhaal, veel paarden (want Christine Linneweever is tenslotte ook de auteur van de Gouden Paarden-serie), geen grote tijdsprongen, alles loopt goed af. Soms gaat het verhaal wat kabbelen, soms is de stijl wat houterig, met uitleggerige zinnetjes als ‘zegt hij verward’, ‘gromt hij woedend’, ‘zegt hij verdrietig’ of ‘zegt hij trots’. Wanneer je daar niet op let, heb je een boek te pakken waarbij je je vingers in je oren steekt en je laat meevoeren naar het ‘Winethereswic’ van de late middeleeuwen.
Hoewel Aelwijn al zeventien is, mikt het boek op een veel jongere leeftijdscategorie. Het geheim van De Ravenhorst is geschikt voor lezers vanaf een jaar of elf, maar kan dankzij de leeftijd van Aelwijn ook heel goed gelezen worden door wat oudere scholieren die een makkelijk leesbaar boek zoeken - mits zij aan een boek van 256 bladzijden willen beginnen.
De Grijze Jager, novelle
vertaling: Wybrand Scheffer
Gottmer, oktober 2017
Maddie is al twee jaar leerling-Grijze Jager. Wanneer haar meester Will twee weken op reis is en er een boerenechtpaar bij haar aanklopt voor hulp, gaat ze naar hun boerderijtje in de Magere Bergen toe. De mensen laten weliswaar duidelijk merken dat ze geen vertrouwen hebben in een meisje, maar Maddie vindt dat het haar plicht is om te helpen. Volgens Hector en Gertie is er een soort monster actief dat hun schapen opeet. Maddie vermoedt dat het om een zeldzame poema gaat. Het kan zijn dat het dier gewond is en zich daarom door honger gedreven zo dicht in de buurt van mensen waagt.
Maddie heeft gelijk: het is een poema die aan zijn voorpoot een klem meedraagt, waarmee konijnen worden gestroopt. Maddie heeft een plan bedacht om de klem te verwijderen, maar dat plan is natuurlijk niet zonder gevaar. Maar als ze een goede Grijze Jager wil worden, zal ze het toch moeten proberen.
De jacht op het schaduwdier is een dun boekje; een novelle van 86 bladzijden. Het is speciaal voor de lezers in Nederland en België geschreven. Chronologisch speelt het na deel 12 van de complete Grijze Jagerserie, maar ook voor wie alleen deel 1 gelezen heeft, is het verhaal goed te volgen. Wel roept het zo hier en daar wat vragen op – waarom wordt er bijvoorbeeld relatief veel aandacht aan de gewonde heup van Maddie besteed – maar wie alle delen gelezen heeft, zal waarschijnlijk het antwoord wel weten.
Het verhaal zelf speelt zich in chronologische volgorde af. Het is gewoon één verhaallijn, geen zijsprongen en slechts heel even verspringt het perspectief van Maddie naar Hector en Gertie. De taal (of de vertaling?) is zo nu en dan een beetje houterig.
Leuk dat dit keer een meisje de hoofdpersoon is.
Al met al is De jacht op het schaduwdier een prettig extraatje voor de liefhebbers van De Grijze Jager. Het verhaal biedt niets bijzonders, maar leest lekker. Bij een interview achter in het boek belooft John Flanagan dat er na deel 12 nog twee delen Grijze Jager gaan volgen en dat in die delen Maddie ook een grote rol krijgt.
Deze novelle is een leuk collectors-item voor de fans van De Grijze Jager. Geschikt voor tien jaar en ouder.
Leopold, november 2017
Nina (12) heeft er eigenlijk niet zo’n zin in. Ze zou lekker met haar broer Luca (15) een heel weekend het rijk alleen hebben, omdat hun ouders naar Parijs gaan, maar Luca krijgt een telefoontje of hij op Sammie wil passen. Sammie is zijn tweejarige oppaskindje. De moeder van Sammie blijft ook een heel weekend weg.
Maargoed, het gaat maar om twee dagen en twee nachten, dus Nina gaat met Luca mee. En het is best leuk. Al is het ook wat griezelig omdat er een man rond het huis hangt die heel veel belangstelling voor Sammie heeft. De tweede middag gaat het fout: als Sammie in de zandbak speelt en Nina en Luca even wat kletsen, is het jongetje ineens verdwenen. Ze zien nog net dat er een busje van een viswinkel wegrijdt. Is Sammie ontvoerd?
Met hulp van twee vrienden van Luca gaan Nina en Luca op zoek. Wat begon als een leuk weekendje oppassen, dreigt ellendig te eindigen.
Een lekker spannend verhaal, dat begint met een proloog waarin Sammie ineens weg is; een proloog die verderop in het boek bijna letterlijk herhaald wordt. Na de proloog gaat het verhaal een paar dagen terug in de tijd, zodat de lezer Nina en Luca (en hun wat ingewikkeld samengestelde familie) leert kennen.
Nina is een wat onzekere brugklasser die erg aan haar broer hangt. Luca is ook dol op zijn zusje, maar hun hechte band benauwt hem soms. Daarbij heeft hij ook zo zijn eigen probleem: hij doet zich graag voor als een meisje, hij maakt zich op en draagt soms kleding van zijn moeder. Zijn progressieve ouders laten hem zijn gang gaan.
De rollen van Solomon en Ajoub, de vrienden van Luca, komen uiteindelijk niet helemaal goed uit de verf. Vallen zij nou op Luca? Nina maakt – een tikje geholpen door het toeval – een ontwikkeling door: zij is aan het einde van het boek in staat om vriendschap te sluiten met een aardig meisje uit haar klas. Wat de toegevoegde waarde is van de mogelijke transseksualiteit van Luca, blijft wat raadselachtig.
Alles bij elkaar opgeteld is Oppassen een boek dat prettig leest en de vaart er goed in houdt. Nina is een overtuigende hoofdpersoon, op een jongetje als Sammie wil iedereen wel passen. Oppassen is een prima, toegankelijk boek voor lezers van elf jaar en ouder.
illustraties: Ilon Wikland
vertaling: Rita Törnqvist-Verschuur
Ploegsma, 1982
In de nacht dat Ronja geboren wordt, splijt een bliksemflits de roversburcht van haar vader Mattis in twee stukken. Ronja groeit daarna op tussen de rovers en leert dat ze nooit bang mag zijn. Dus in het bos waar moenen, aardmannen en vogelheksen wonen, is ze niet bang. En zelfs als ze over de Hellepoel springt – de diepe kloof tussen de twee burchthelften – is ze niet bang.
Op een dag ontmoet ze bij de Hellepoel een jongen. Hij is net zo oud als zij, hij heet Birk én hij is de zoon van Mattis’ aardsvijand Borka. Ronja wil natuurlijk helemaal geen vrienden worden met addergebroed als Birk, maar al gauw kunnen ze niet meer buiten elkaar.
Wanneer Mattis ontdekt hoe sterk de band is tussen zijn dochter en Birk, wordt hij woedend en verkondigt hij dat hij geen kind meer heeft. Daarop besluit Ronja weg te gaan uit de burcht en samen met Birk in de Beregrot in het bos te gaan wonen. Een hele zomer lang hebben ze het best naar hun zin, al mist Ronja haar moeder en de rovers en maakt ze zich zorgen over haar vader. Wat moet ze doen als het straks winter wordt?
Ronja de roversdochter is een regelrechte klassieker. Natuurlijk is het in de eerste plaats een fijn en sprookjesachtig avonturenverhaal over een stoer meisje dat opgroeit tussen rovers. Ronja leeft in de vrijheid die veel Lindgren-kinderen kennen: ouders op de achtergrond die jou je gang laten gaan en erop vertrouwen dat je ’s avonds gezond en wel weer thuiskomt.
Pas als koppige Mattis haar vriendschap met Birk verbiedt en vervolgens ontkent dat hij een dochter heeft, komt er een schaduw over het paradijs. De diepere laag van het boek is hartverscheurend: Ronja moet kiezen tussen haar familie en haar beste vriend. Hoewel het niet benoemd wordt, voel je tussen de regels door hoe verschrikkelijk moeilijk dat is.
De 23e druk van Ronja heeft nog steeds de mooie Zweedse zwartwit-illustraties van Ilon Wikland. Ze passen fantastisch bij het verhaal: de altijd verwonderd kijkende moenen, de akelige vogelheksen, de mistroostigheid van Ronja en Birk die vanuit hun grot naar de regen staren, het verdriet van Ronja als ze haar moeder weer ziet. En tenslotte toch: Ronja en Mattis die elkaar terugvinden.
Ronja de roversdochter is een boek dat ieder kind moet kennen. Het verrukkelijkste, verdrietigste en mooiste roversverhaal dat bestaat, voor lezers vanaf negen jaar.
Querido, oktober 2017
Het is 1602. Zain woont in Salee in het huidige Marokko. Zijn vader is een beroemde, rijke piraat, zijn moeder een Nederlandse vrouw die ooit door zijn vader geroofd is. Ze is stiekem nog steeds een Christen en voor Zain voelt dat als een schande. Hijzelf is nota bene de beste leerling van de Koranschool! Dat is ook de reden dat hij met een schip naar Istanboel mag, om daar te studeren aan de paleisschool.
Op weg naar Turkije wordt het schip gekaapt door Spanjaarden. Zain moet als slaaf werken op een galeischip dat naar het noorden gaat. Er wordt namelijk een oorlog uitgevochten tussen de Spanjaarden en de opstandelingen in de Nederlanden. Het schip waar Zain op meevaart, komt terecht in stormen en in een zeeslag met de Engelsen. De admiraal belooft de slaven de vrijheid als ze veilig in de haven van Sluis aankomen, maar hij houdt geen woord. Tijdens de Zeeslag bij Sluis moeten de slaven opnieuw roeien, daarna brengen ze tijdens het beleg van Sluis de winter door in een schuur. Zain wil terug naar Salee. Hij ontsnapt, maar hoe moet hij in dat koude en natte Zeeuws-Vlaanderen in leven blijven?
Opnieuw beschrijft Rob Ruggenberg episodes uit de geschiedenis van Nederland die niet zo bekend zijn. Het beleg van Alkmaar of Leiden kent iedereen, maar wie weet er van het bijna vergeten stadje Sluis in Zeeland? Het klopt dat er buiten Sluis ongeveer 1400 of 1500 galeislaven gevangen hebben gezeten; na het Beleg waren er nog zo’n 400 over. Over het leven van die slaven is vrijwel niets bekend, maar het is aannemelijk dat er heel wat van hen zijn omgekomen door alle ellende die Ruggenberg beschrijft.
Het Zeeuwse deel van het verhaal is mooi verweven met het deel dat speelt in de sfeer van piraterij en van Salee, al is het een tikje toevallig dat Zain een Nederlandse moeder heeft, daardoor redelijk Nederlands spreekt en dan ook nog naar Nederland verscheept wordt. In Piratenzoon zijn vele historische figuren door het verhaal geweven: belangrijke en minder belangrijke mensen die echt geleefd hebben, of over wie er legenden bestaan.
Voor wie meer wil weten, is er opnieuw een website rondom het boek (www.piratenzoon.nl), waarop het heerlijk snuffelen is naar details en informatie. Piratenzoon is een boek dat aan de verwachtingen voldoet: een fijn, goed gedocumenteerd en spannend historisch verhaal, geschikt voor gretige lezers vanaf elf jaar.
Leopold, juni 2017
Heruitgave van Ziek (2009)
bekroond met een Zilveren Griffel 2010
Belle ligt in het ziekenhuis. Al 53 dagen. Dat is stomvervelend, en niet alleen omdat ze zich zo beroerd voelt. Haar bezoek vindt haar zielig en stuurt stomme kaarten met ‘beterschap’ erop. Haar moeder komt elke dag langs, maar alleen als haar vader er niet is. En haar vader komt juist alleen als haar moeder net even weg is. Haar zogenaamd beste vriendin zit alleen maar naast haar bed te tetteren en leest stiekem in haar dagboek als Belle slaapt. Alleen het bezoek van opa en oma is fijn, want die zeggen nooit de verkeerde dingen.
Logisch dat Belle zit rot voelt. Iedereen krijgt er dan ook van langs. Ze zegt gemene dingen tegen haar moeder, ze pest haar kamergenootje Jan. Ze haalt haar vaders nieuwe vriendin het bloed onder de nagels vandaan. Ze kwetst haar vader. Het helpt allemaal niks. Belle moet opnieuw geopereerd worden. Maar Belle wil beter worden! Ze wil zestien zijn, een vriendje hebben en ze wil dat haar ouders weer bij elkaar zijn. Belle gaat ervoor.
Na 53 dagen ziekenhuis is het volkomen begrijpelijk waarom Belle zo in de knoop zit. Het zal je ook allemaal maar gebeuren! Samen met Belle voelt de lezer de irritatie naar die kinderachtige ouders die elkaar willen ontlopen, naar die vreselijke vriendinnen Mek en Brie die haar laten vallen als Brie in Belles dagboek heeft gelezen. Twee draken zijn het, die de arme Belle buitensluiten. Blij dat opa en oma er nog zijn, die precies de juiste dingen tegen Belle kunnen zeggen. Opa en oma irriteren nooit.
Heel knap van de auteur dat hij de lezer tussen de regels door laat merken dat Belle van tijd tot tijd onredelijk is, maar op de een of andere manier vindt dat ze dat ‘mag’ omdat ze zo ziek is. Anderzijds schaamt ze zich wel een beetje over hoe ze Jantje pest. Die innerlijke tegenstrijdigheid is erg mooi en heel goed invoelbaar.
Belle vertelt haar verhaal in de eerste persoon enkelvoud. Vaak kijkt ze terug, noemt zo’n hoofdstuk dan ‘een herinnering’, zodat de lezer gaat begrijpen waarom haar ouders uit elkaar zijn. Belles hoop dat ze ooit weer samen zijn, deel je niet. Wel hoop je dat ze beter wordt, al zal je dat nooit weten. In elk geal gun je ieder ziek kind zo’n lieve opa als die van Belle.
De hemel kan wachten is geschikt voor lezers vanaf elf jaar. Mooi boek!
Van Holkema & Warendorf, september 2017
Omdat haar gescheiden ouders veel ruzie maken, woont Hannah (12) in een leefgroep. In 'De Haven' wonen nog zes andere kinderen; Twanneke van vijf jaar is de jongste en Julian van zestien de oudste. Het is niet altijd makkelijk om met zeven heel verschillende kinderen bij elkaar te wonen. Er wordt nogal eens ruzie gemaakt, maar vaak is het heel gezellig. De Haven is voor hen alle zeven een plaats waar ze zich veilig voelen.
Dan ontdekt Hannah dat De Haven wegens bezuinigingen moet sluiten. De directeur beslist dat er voor elk kind ‘een passende oplossing gezocht wordt.’ Daar gaan Hannah en haar groepsgenoten niet op wachten. Julian bedenkt een plan om De Haven open te houden: ze lopen ‘s nachts met z’n zevenen weg en verstoppen zich in een vakantiehuisje in het bos. Hun vermissing komt dan in het nieuws en als ze weer terugkomen, kunnen ze aan de pers vertellen waarom ze niet willen dat De Haven sluit.
Het is een plan met een hoop risico’s, maar ze besluiten het te proberen. Er zit niks anders op. De Haven moet blijven bestaan, want waar moeten ze anders heen?
Bezuinigingen in de jeugdzorg is een actueel probleem. Veel wordt over de hoofden van kinderen heen beslist en dit dreigt in Niet thuis ook te gebeuren. De groepsleiding wil er met de kinderen over praten, maar krijgt van hogerhand instructies om hun mond te houden, terwijl de kinderen allang in de smiezen hebben dat hen iets boven het hoofd hangt. Zij dreigen als een postpakketje ergens anders heen gestuurd te worden, ‘een passende oplossing’ heet dat dan eufemistisch, maar de directie ziet over het hoofd dat zo’n overplaatsing voor kinderen een ingrijpende gebeurtenis is. Wat dat betreft is Niet thuis een aanklacht tegen de bezuinigingen binnen de Jeugdzorg.
Daarnaast is Niet thuis natuurlijk ook een prettig leesbaar boek. Jacques Vriens schrijft het verhaal in de ik-vorm, vanuit Hannah. Dat is een goede keus, want daardoor kun je van binnenuit meevoelen hoe belangrijk het voor haar is dat De Haven bestaat en blijft bestaan.
Het is moeilijk vechten tegen de plannenmakers die achter een bureau beslissingen over jou nemen. Niet thuis geeft een kijkje in het leven van kinderen die aan jeugdzorg zijn toevertrouwd. Een toegankelijk geschreven boek om nog eens over na te denken, geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
Pagina 7 van 12