vertaling: Pim Lammers
Kluitman, oktober 2021
In de eerste week op zijn nieuwe school begint brugklasser Rick ineens te twijfelen aan wie of wat hij is. Hij vindt meisjes niet ‘lekker’, maar hij valt ook niet op jongens. Elke dinsdag na school is er een bijeenkomst van Rainbow Spectrum, voor leerlingen die LHBTQLAP+ zijn, of voor leerlingen die met vragen over zichzelf rondlopen. Rick sluit zich aan, omdat hij vermoedt dat hij aseksueel is. Tegen zijn beste vriend Jeff durft hij niet te vertellen waar hij elke dinsdag heen gaat, omdat Jeff iedereen die niet-hetero is belachelijk maakt.
Als Jeff posters bekladt en vernielt die door Rainbow Spectrum zijn opgehangen, komt Rick in een lastig parket. Moet hij Jeff nu laten vallen? En hoort hij zelf wel thuis bij Rainbow Spectrum? Hoe moet hij zichzelf zijn als hij niet weet wie hij is?
In 2016 verscheen George van Alex Gino, over een meisje dat transgender is. Dat boek was weliswaar wat houterig geschreven, maar het was volstrekt geloofwaardig. Rick sluit aan bij George, we zien George/Melissa zelfs weer terug in een bijrolletje.
Ietwat houterig en afstandelijk is Rick eveneens, maar erg geloofwaardig is het niet. Dat pre-pubers twijfelen over hun seksualiteit is logisch, maar welke twaalfjarige vermoedt van zichzelf dat hij aseksueel is? En dan al die andere leerlingen bij Rainbow Spectrum, die geen seconde twijfelen als ze zich voorstellen. Ze hebben al zelf een etiketje op hun voorhoofd geplakt met ‘gay’, ‘lesbo’, ‘trans’ of ‘queer’, ze weten of ze aangesproken willen worden met ‘hij’, ‘zij’ of ‘hen’. Ze zijn allemaal vol zelfvertrouwen en omarmen hun seksualiteit, terwijl ze pas twaalf, dertien of veertien zijn.
Pas als Rick eindelijk Jeff heeft laten vallen, wordt hij geaccepteerd door zijn ‘nieuwe vrienden’ van Rainbow Spectrum en daarna eindigt het boek uiterst happy en klef.
Goed, auteur Alex Gino is Amerikaans (en wil zelf aangesproken worden met ‘hen’) en het hele boek doet erg Amerikaans aan – nog afgezien van warme maaltijden op school en schoolbussen. Amerikanen zijn schijnbaar dol op eind-goed-al-goed. De boodschap ligt er bij Rick klodders dik bovenop: we mogen allemaal zijn wie we zijn. Prima hoor, maar tijdens het lezen heb je meer het gevoel dat Rick zichzelf een probleem aanpraat dan dat hij het werkelijk heeft.
Rick is geschikt voor lezers van elf jaar en ouder.
illustraties: Annet Schaap
Querido, september 2021
Zeven sprookjes met een meisje als hoofdpersoon. Zeven sprookjes die je al kent uit een ander sprookjesboek, maar die net weer anders zijn dan je gewend was. Omdat deze sprookjes doorgaan waar het sprookje eerder ophield. Omdat ze in deze tijd spelen, waarin je je huiswerk moet maken, je moeder niet met haar computer overweg kan en een wolf in een reservaat loopt met een zender om zijn nek. Omdat prinsen je gouden bal niet zien, want ze hebben het te druk met hun telefoon of met zichzelf. Maar vooral omdat de hoofdrollen allemaal voor meisjes zijn, meisjes met emoties, met dromen, met verlangens, meisjes die jaloers zijn op hun zusje of die ontdekken dat de prins niet komt, maar dat ze een matroos of een kikker eigenlijk ook wel heel best vinden. Zeven meisjes van vlees en bloed.
Hoewel de sprookjes redelijk dicht bij het origineel blijven, begin je bij elk nieuw sprookje ook aan een heel nieuw verhaal. In ieder sprookje zit een dreiging. Gaat het wel goed aflopen? Verscheurt de wolf – in zijn reservaat, met zijn zendertje om zijn nek – toch niet dat nieuwsgierige meisje dat daar in haar rode regenjas langs het prikkeldraad dwaalt? Wordt die groene kikker met zijn brede bekje wel of geen prins? En het dromerige meisje dat ooit van stro goud kon spinnen, is de naam van dat akelige mannetje vergeten. Maar hoe zit het met haar echtgenoot de koning?
De Meisjes is een boek dat de belofte na Lampje helemaal na komt. Het is prachtig qua taal, het is net zo sprookjesachtig, het heeft een vleugje feminisme en een vleugje kritiek op de maatschappij, het gaat over liefde, over jaloezie, over hopen en over verlangen, het heeft prachtige en soms dreigende zwart-witte illustraties en het heeft een fijn, klein, stevig formaat met een stofomslag en een wolf op de voorkant.
De zeven sprookjes in De Meisjes moet je niet hop-hop achter elkaar lezen, maar rustig, één voor één, zodat je er zorgvuldig van kunt genieten. Maar zie die discipline maar eens op te brengen als je eenmaal begonnen bent.
Voorlezen kan vanaf een jaar of zeven, maar eigenlijk is De Meisjes een boek voor iedereen die van mooie boeken houdt.
Leopold, oktober 2021
Je zal er maar wonen: in een klein huisje aan de rivier. Joes woont er, samen met zijn vader Walter en zijn moeder Zaza. In de vier andere huisjes van het rijtje dijkwoningen woont zijn familie. Het meest speelt Joes met zijn nichtje Amber; samen zwemmen ze in de rivier, klimmen ze in bomen en graven als ‘argologen’ per ongeluk oma’s dode hond op.
Ze moeten wel voorzichtig zijn, want op de smalle dijk rijdt veel verkeer. Binnenkort zal dat veranderen, want dan wordt een nieuwe weg met de Maximabrug over de rivier geopend. Dan gaat het verkeer niet meer rakelings langs de slaapkamer van Joes. Dat is natuurlijk fijn, maar dankzij die nieuwe weg moet ook de oude boerderij van meneer en mevrouw Vergeefs afgebroken worden. De grote weg gaat binnenkort dwars over hun land.
Maar op een nacht gebeurt er toch datgene waarvan iedereen zo zijn best had gedaan om het niet te laten gebeuren…
Het moet een idyllische plaats zijn om op te groeien: een klein dijkhuisje, met veel ruimte om buiten te spelen. Die ruimte krijgt Joes ook van zijn ouders: ze sturen hem bij waar het nodig is en verder kunnen hij en Amber net zo veel fantaseren en spelen als ze willen.
Het boek doet prettig-ouderwets en tegelijkertijd actueel aan. Enerzijds is het verteltempo rustig en doet het verhaal je verlangen naar net zo’n fijne plaats om te wonen en te spelen, anderzijds is Joes’ moeder gevlucht uit Syrië, worden er verkeerswegen aangelegd en verdwijnen er boerenbedrijven.
Het boek begint met een vooruitblik: er gebeurt iets ergs met Joes. Daarna start het werkelijke verhaal. Omdat je al weet dat er iets heel naars – een ongeluk? – gaat gebeuren, blijft de spanning in het verhaal. Al moet je Het kleine huis bij de rivier niet voor de spanning lezen, maar juist voor de kleine gebeurtenissen én voor de sfeer. En voor de mooie taal, het subtiele verdriet van Zaza en de warme familieleden van Joes die het boek bevolken.
Het kleine huis bij de rivier gaat over familie, over geven-om-elkaar – al klinkt dat wat klef. Klef is het boek gelukkig niet, al is het wat nostalgisch en groeien niet veel kinderen op met zo’n familie en op zo’n heerlijke plaats als Joes en Amber. Het is een fijn en kalm verteld verhaal, een rustpunt tussen alle kinderboeken waarin het avontuur om je heen raast. Geschikt voor dromerige lezers van negen jaar en ouder.
Van Holkema & Warendorf, september 2021
Het is 1958. Jakob moet altijd langs een saaie weg naar school, dus om het wat spannender te maken, heeft hij zeven gevaren bedacht voor onderweg. Zo moet hij langs een enge hond, langs het huis van een kinderlokker en langs een kerkhofmuur die zomaar om kan vallen. Dat gebeurt allemaal in zijn fantasie, maar ook in het echt is Jakob geen held. Hij is bang voor zijn strenge meester en hij blijft uit de buurt van zijn sterke klasgenoot Hans van Tiel.
Zijn buurmeisje Claartje is stukken voortvarender. Zij spoort Jakob aan om steeds meer te durven. Die hulp heeft Jakob hard nodig, want hij en zijn moeder zitten aardig onder de plak bij de bemoeizuchtige tante Tilly. Tante vindt dat Jakob niet meer met Claartje om mag gaan, omdat het meisje zo brutaal is en hij mag ook niet met Bennie spelen, omdat Bennie niet katholiek is. Maar Claartje en Bennie zijn Jakobs beste vrienden.
1958 lijkt nog niet zo lang geleden. Jakobs leven klinkt best bekend voor kinderen van nu, maar er zijn toch wel verschillen. Pas een paar mensen hadden televisie en een huis met een douche was nog best bijzonder, net zoals macaroni met ham en kaas. Jakob zit in een klas met 52 jongens en Claartje gaat bij de nonnen naar school. Ranja en pepsels krijg je alleen op zaterdagavond en een schone onderbroek maar eens per week.
Jakob en de zeven gevaren puilt uit van de details uit de jaren ’50. Soms is dat grappig, soms verbaas je je en soms is het wat te veel en leidt het af van het werkelijke verhaal.
Jakob Veenman moet zijn zeven gevaren zien te overwinnen en dat gebeurt niet van de ene op de andere dag. De enge hond is bij nader inzien niet zo eng en ook de ‘kinderlokker’ blijkt een aardige man. Maar de vinnige tante die probeert van jou een brave kopie te maken van haar eigen overleden zoontje, die is niet zo makkelijk te verslaan. Zelfs Jakobs moeder is bang voor haar zus. Het duurt een tijd voor Jakob in opstand durft te komen, maar dat doet hij tenslotte dan wel met verve. De doppen van de pelpinda’s vliegen over de bladzijden.
In Jakob en de zeven gevaren vertelt Jacques Vriens over zijn eigen jeugd. Hij kon het – als ex-onderwijzer – gelukkig niet laten om die strenge meester Houben van het toneel te laten verdwijnen en een vriendelijke juf voor de klas te zetten. Het boek is een historisch verhaal waarin niet veel gebeurt – en toch weer wel. Met Jakob komt het helemaal goed.
Een van de beste boeken die Jacques Vriens schreef, voor lezers vanaf ongeveer tien jaar.
illustraties: Martijn van der Linden
Mozaïek, september 2021
“Ik wil het even met je over honden hebben.” Zo begint het boek waarin Arthur Japin vertelt over de drie honden die in zijn leven bij hem woonden.
Zijn eerste hond was Kellie, een Schotse collie. Arthur was nog jong toen Kellie bij hem kwam wonen, en hij was zielsgelukkig met zijn hond. Verdrietig genoeg kon Kellie niet lang bij hem blijven; het dier bleek te ver doorgefokt en kon letterlijk niet op zijn pootjes staan. Kellie is doodgegaan.
Daarna kwam Trip. Trip zat in een asiel en was schichtig en lelijk. Juist daarom wilde Arthur deze hond, want anders zou niemand hem uitkiezen en zou Trip altijd in het asiel moeten blijven. Trip is zeventien jaar bij Arthur gebleven en hij is al die tijd een trouwe vriend geweest.
Pas meer dan veertig jaar later kwam Basso. Hij kwam als pup en is er nog steeds. Basso is nog jong, maar ook hij is al heel belangrijk.
Honden voor het leven is niet per definitie een kinderboek, maar het kan prima door kinderen gelezen worden. Het houden van een dier is tenslotte niet aan leeftijd gebonden. Kellie en Trip kwamen bovendien bij Arthur wonen toen hij zelf een jongetje was.
Zelfs als de lezer niet om honden geeft, is Honden voor het leven een boek dat je wil hébben en herlezen. Het gaat namelijk niet alleen over honden, het gaat ook over alles wat je van een dier kunt leren. "Zolang je niet op je verstand afgaat, maar op je hart, is er zoveel meer mogelijk dan mensen je vertellen," bijvoorbeeld. Dat toonde Trip aan.
Martijn van der Linden heeft het boek prachtig geïllustreerd. Zoals Kellie op bladzijde 17 naar je kijkt, wil je niets liever dan hem over zijn kop aaien. Zoals Trip over straat trippelt, daaraan zie je meteen hoe slim hij is. En pup Basso snuffelt zo lekker rond in de lentezon. De mooiste illustratie staat op bladzijde 75. Waarom? Kijk zelf maar.
Wat is Honden voor het leven een lief en mooi boek! Een volwassen hondenliefhebber zal een ander verhaal lezen dan een kind, maar dat hindert helemaal niets. Ook een kind zal (onbewust) genieten van de taal, en een volwassene van de illustraties. Honden voor het leven is een boek om van te houden, voor iedereen vanaf ongeveer negen jaar.
vertaling: Esther Ottens
Billy Bones, december 2020
Londen, 1875. Nan Mus is een ‘klimmertje’; ze werkt als kinderschoorsteenveger voor Wilkie Crudd, ‘de propere schoorsteenveger’, zoals hij zichzelf noemt. In werkelijkheid is hij een bruut, een uitbuiter en een sadist, die veel te jonge kinderen door de schoorsteenpijpen laat kruipen om ze te vegen, terwijl hij zelf het geld opstrijkt.
Toen ze klein was, zorgde de Veger voor Nan, maar vijf jaar geleden verdween hij. De Veger was een soort legendarische schoorsteenveger; mensen werden gelukkiger als hij zong. Het enige wat Nan nog van hem heeft, zijn een hoed en een onnatuurlijk warm gloeiend kooltje, dat ze altijd bij zich draagt.
Wanneer Nan klem komt te zitten in een schoorsteen, wordt ze gered door het kooltje. Het blijkt een golem te zijn, een wezentje dat haar beschermt, tot Nan hem niet meer nodig heeft. Samen lopen ze weg bij Wilkie Crudds en proberen te overleven. Nan noemt haar golem Charlie. Charlie wordt steeds groter en sterker en in ogen van buitenstaanders is hij een soort monster. Maar Nan en Charlie zijn dikke vrienden. Samen proberen ze uit de klauwen van Wilkie Crudd te blijven en een eigen bestaan op te bouwen.
De Veger leest als een ouderwets lekker avontuur. De sfeer van Charles Dickens, een onvervalste slechterik, weeskinderen die worden uitgebuit, een oude joodse legende over een golem, kou, sneeuw, plus die geheimzinnige Veger; dit alles zorgt voor een boek dat al vanaf de eerste bladzijde aanvoelt als een klassieker.
Het verhaal komt een beetje traag op gang, maar ook dat rustige tempo heeft zijn voordelen. Je maakt bijna sprookjesachtig kennis met de geheimzinnige veger en met het kleine meisje waar hij voor zorgt. Daarna begint het verhaal pas echt, maar door dromen van Nan over vroeger, beleef je haar flash-backs mee en kom je steeds meer over de Veger te weten.
Een golem zal sterven als zijn taak is volbracht. Dit gegeven ligt als een sluier over het verhaal heen. Toch heeft Nan uiteindelijk genoeg mensen om haar heen die om haar geven.
Een heerlijk boek! Charlie is lief, leergierig, maar anders dan mensen, en dat levert prachtige taferelen op. Zo’n vriend en beschermer gun je iedereen! De Veger is een boek om heel lang van te genieten, en dat kan, want het is bijna 400 pagina’s dik. Elf jaar en ouder.
illustraties: Elly Hees
Lemniscaat, februari 2016
Ivo is een kletskous. Omdat hij geen seconde zijn mond houdt, sturen zijn ouders hem vaak maar naar buiten. Op school krijgt hij strafwerk omdat hij zoveel kletst. Ivo is heel anders dan zijn vriendinnetje Mila. Zij zegt alleen het hoognodige, maar wat ze zegt, is heel erg de moeite waard.
Wanneer Ivo op een dag zegt dat hij, als hij later groot is, ‘de baas van de wereld’ wil worden, ontmoeten ze ineens de échte baas van de wereld. De man lijkt een vieze zwerver met een winkelwagentje, waar de politie op loert. Dat hij meer is dan een opschepper, blijkt een dag of wat later, wanneer ze met z’n drieën wegvliegen in datzelfde wagentje. De Baas betrekt Ivo en Mila bij een plan om de wereld te redden, want het milieu gaat naar de knoppen en er moet dringend iets gedaan worden. ‘Kleine gebeurtenissen kunnen grote gevolgen hebben,’ zegt de Baas. En daarom moeten Ivo en Mila hem helpen, want zij zijn kleine steentjes die later een grote verandering teweeg kunnen brengen.
Met De baas van de wereld keert Pieter Koolwijk terug naar het genre waar hij met Vlo en Stiekel (2012) sterk in bleek: een behoorlijk absurd boek waarin veel te lachen valt, maar dat ook een boodschap bevat. Het verhaal begint dit keer realistisch, maar vanaf het moment waarop de kinderen plotseling met het supersonische winkelwagentje weg kunnen vliegen, raakt het in een stroomversnelling. Ivo is een grappig jongetje dat je onmiddellijk voor je ziet: druk, kritisch en bloednieuwsgierig. Mila is moeilijker te doorgronden. Ze draagt het geheim met zich mee dat haar moeder haar in de steek liet en ze zou haar moeder dolgraag weer ontmoeten. Het is een verhaallijn die verder weinig met de Baas van de wereld te maken heeft en die dan ook niet goed uitgewerkt wordt en een tikje overbodig is. De Baas als persoon blijft wat raadselachtig. Pas helemaal aan het einde van het boek is het Ivo duidelijk wat de Baas hem precies wil bijbrengen.
De baas van de wereld is een wat rommelig boek geworden: (te) veel humor en overdrijving en tegelijk met een nogal dikke moraal. Het leest prettig. De vormgeving is verzorgd; de gekleurde illustraties van Elly Hees passen goed bij het verhaal. De baas van de wereld is geschikt voor lezers vanaf negen jaar.
Leopold, juni 2021
De oude Hartenkoning trouwt met de dochter van Heer Hartentien, maar haar hart is niet ontbrand. Op de bruiloft ontmoet zij Klaverboer; hij is arm en rafelig en heeft nog nooit een klavertje vier gevonden. Klaverboer wordt verliefd op de nieuwe Hartenkoningin en zij op hem. Maar dan wordt de Hartenkoning vergiftigd.
Hartenboer laat Klaverboer in de kerker werpen en wil diens hart eten met peper en zout. Hij wordt nu de nieuwe koning, maar Schoppenboer wil trouwen met Hartenkoningin. Met een list weet hij Klaverboer te bevrijden, op voorwaarde dat Klaverboer het Rijk der Harten zal verlaten en nimmer terug zal keren. Maar Klaverboer vindt een klavertje vier, vermomt zich als Joker en reist toch terug naar het kasteel der Hartenheren. Zal hij uiteindelijk de Hartenkoningin krijgen?
Tijdens een vakantie in 1955 tekent en schrijft Tonke Dragt op veertien correspondentiekaarten een novelle over de levende figuren van een kaartspel. Ze is dan 25 jaar, nog onbekend en net afgestudeerd aan de kunstacademie in Den Haag. Omdat het indertijd veel te duur was om een boek in kleur te drukken – zeker het boek van een debutant – belandden de kaarten in een la bij Tonke’s zus Ada.
66 jaar later is er alsnog een boek van gemaakt, een échte Dragt, sprookjesachtig, met motieven uit oude verhalen, koningen, koninginnen, een boer, een onvoorspelbare joker en een strijd waarin niets lijkt te zijn wat het is. Daarbij is het boek uiteraard prachtig (en in kleur) geïllustreerd met de figuren uit het kaartspel die tot leven komen in grillige kaartenhuizen, met het vele rood dat onmisbaar is bij een verhaal vol hartenkaarten.
Hoewel in dit boek bijna alles al is verwerkt wat je in latere boeken van Dragt tegenkomt (van broers die strijden tot persoonsverwisselingen en van de wat plechtige taal tot de briljante, grillige illustraties) is De strijd om de Hartenkoningin geen boek om kinderen kennis te laten maken met het oeuvre van Tonke Dragt. Het is meer een boek voor de wat oudere liefhebber en verzamelaar. Anderzijds is het boek leeftijdsloos: een onvoorspelbaar verhaal dat zich vaker laat lezen en bekijken om telkens weer iets nieuws in te ontdekken. Tonke Dragt laat in dit eigenlijke debuut een voorproefje zien van wat ze allemaal in huis heeft. Gelukkig heeft ze later ruimschoots de gelegenheid gekregen om dit alsnog aan te tonen.
Lemniscaat, juli 2021
De moeder van Paloma was een beroemde en briljante wiskundige. Wàs, want ze is vorig jaar overleden. Sindsdien komt er niets meer uit de handen van Paloma’s vader. Hij is zijn werk en zijn werkplaats al kwijtgeraakt en hij drinkt veel te veel alcohol.
Om hem weer uit het slop te trekken, bedenkt Paloma een plan. Daarvoor heeft ze veel geld nodig en dat kan ze verdienen door een wiskundige formule die haar moeder bedacht heeft te verkopen aan het World Institute for Science & Evolution. Eén ding nog: daarvoor moet ze naar Amsterdam en haar vader kan haar niet brengen. Daarom gaat Paloma zelf op stap, samen met haar geit Napoleon. Maar dat valt niet mee, want met een geit stap je nog niet zo makkelijk in het openbaar vervoer. Bovendien blijkt de bijeenkomst van het W.I.S.E. niet in Amsterdam maar in Utrecht te zijn. Tijdens haar reis krijgt Paloma gelukkig hulp van aardige mensen. Maar ze begint ook steeds meer te twijfelen: is haar plan wel zo goed als ze dacht?
Paloma is hoogbegaafd (én een muzikaal wonderkind) en daarom is het geloofwaardig dat ze samen met haar geit aan zo’n expeditie begint. Een gewoon meisje van elf zal doorgaans niet zo ondernemend zijn, en zal ook de geit thuislaten, maar gewone elfjarige meisjes zitten niet al in 4 VWO. Napoleon de geit zorgt voor de nodige lucht in dit boek (ook vanwege de scheten en de boeren die hij laat), en dat is hard nodig met een overleden moeder en een depressieve vader op de achtergrond. Paloma houdt zich staande omdat ze ‘telefoneert’ met haar moeder. Als er een soort storing op haar lijn is, hoort ze daarna iets als engelengezang en ze weet zeker dat ze dan contact heeft met haar moeder in de hemel. In dit opzicht is Paloma een klein meisje dat houvast zoekt.
Het boek loopt anders af dan je zou verwachten. Paloma maakt een belangrijke keuze, en daarna nog een. Ondanks wat de schooldirecteur wil, gaat ze niet op piepjonge leeftijd naar de universiteit om wiskunde te studeren, maar kiest ze voor wat ze écht wil: een vooropleiding voor het conservatorium.
Paloma is een boek over een bijzonder meisje, een vader met de kluts kwijt, een jongen om vuurrode wangen van te krijgen, een echtpaar met een groot hart en een koppige geit. Lekker lezen voor fijnproevers vanaf tien jaar.
illustraties: Floor de Goede
Uitgeverij Nieuwezijds, juli 2021
Groep 7 van de Rover Hoepsikaschool vindt de rekenles maar saai: allemaal van die stomme rijtjes met sommen! Dat heeft toch niks met hun eigen leven te maken? Gelukkig vinden hun juf en meester dat ook. Samen besluiten ze een rekenexperiment te starten: elk kind van de klas mag één vraag bedenken die belangrijk is voor zijn of haar leven én die iets met rekenen te maken heeft. Elke week wordt er één vraag behandeld.
Patrick wil weten hoe lang je erover doet om naar de maan te wandelen – als er dus een brug zou zijn. Diede wil weten hoe je een toetje maakt voor zeven personen, als het recept maar voor vier is. Romée wil weten of je een bad kunt nemen in je eigen tranen. Mick wil weten hoeveel mensen kunnen tillen als ze mierenkracht hadden. Het is duidelijk: de rekenles wordt veel en veel leuker als je zelf mag bepalen wat je uit wil rekenen!
Wat gebeurt er als je een schrijver, een wiskundige en een illustrator loslaat op het thema ‘rekenen’? Dan krijg je een geweldig boek! Je krijgt een (klein) kijkje in het leven van de 24 kinderen van groep 7, een gewone klas met druktemakers en teruggetrokken kinderen, met beste vriendinnen en met vriendengroepjes, met voetballers en bakkers, met dierenvrienden en ijsjeseters. En met heel veel vragen waar je (eventueel met hulp van internet) zelf een antwoord op kunt vinden, door logisch na te denken en te rekenen! En soms moet je gewoon toegeven dat een antwoord niet bestaat. Niemand kan bijvoorbeeld precies zeggen wat het grootste getal is, want er is altijd iemand die dan zegt ‘dat is het grootste getal, +1’.
Rekenen voor je leven is een boek waarmee je de ‘taalkinderen’ ongemerkt aan het rekenen krijgt en de rekenaars aan het lezen. Zelfs de grootste niet-lezer kan met dit boek vooruit, want voor een deel bestaat het uit geestige, stripachtige pagina’s van Floor de Goede.
Dit boek biedt bovendien massa’s ideeën voor juffen en meesters in de bovenbouw van de basisschool. Waarom ga je niet ook lesgeven zoals meester Tuur en juf Tine?
Rekenen voor je leven hoort in elke schoolbibliotheek thuis. Een grappig, origineel, afwisselend, spetterend en machtig interessant boek voor lezers van tien jaar en (veel) ouder.
Leopold, april 2021
Trigo is stapelgek op escape rooms en er komt een nieuwe in de stad! Zijn vriend Brahim en hij dagen elkaar uit: ze gaan inbreken bij deze escape room en ze vragen Coco en Eva mee. Eva is al jarenlang hun beste vriendin, maar op Coco is Trigo in stilte verliefd.
Als ze ’s avonds stiekem naar binnen zijn gegaan, valt de deur achter hen dicht. Hun telefoons en andere spullen liggen in de hal, dus daar kunnen ze niet meer bij. De enige manier om weer uit de escape room te komen, is door alle puzzels op te lossen. Dat gaat in het begin heel redelijk, maar na een tijdje blijkt dat de room nog niet af is. Dat is heel gevaarlijk; Eva maakt in het donker een flinke smak en breekt haar been. Als Trigo en Coco via een lange gang proberen een uitweg te vinden, horen ze voetstappen en ruikt Trigo de aftershave van zijn vader. Maar dat kan toch niet? Zijn vader is een tijdje geleden overleden.
Escape game is een boek voor liefhebbers van claustrofobische situaties. De escape room in dit boek draait rondom het verhaal van Johanne den Doder, een heks die leefde rond 1600. In haar voormalige huis gebeurden na haar dood louter vreemde en nare dingen en Johannes geest zou er nog steeds rondspoken. Het feit dat de vier jongeren er stiekem rondsluipen, terwijl niemand weet dat zij daar zijn, maakt het extra spannend.
Trigo is de verteller van het verhaal, maar zo nu en dan lees je pagina’s mee die Eva opschrijft. Het heeft als voordeel dat je ook even een ander perspectief kunt meelezen - zo is Eva aanvankelijk helemaal niet blij met de aanwezigheid van Coco - maar verder is het nogal een kunstgreep. Niemand kan in het donker zulke lappen tekst schrijven, en al helemaal niet als je met een gebroken been op de grond ligt. Het is makkelijk te zien wanneer je Eva’s aantekeningen leest, want dan zijn de pagina’s grijs.
De voetstappen die tijdens het hele verhaal door het huis (en de gangen) klinken, zijn een geheimzinnige toevoeging. Aanvankelijk denk je dat ze bij de special effects van het escapespel horen, maar er is dus meer aan de hand.
Hoewel er details in het boek zitten die helaas niet zo geloofwaardig zijn, is Escape Game wel lekker lezen voor wie van spannende boeken houdt. Het boek is toegankelijk geschreven, voor een wat jonger publiek dan waar Maren Stoffels normaal voor schrijft. Escape Game is een thriller voor elf jaar en ouder.
illustraties: Hanne Snel
Leopold, februari 2021
Als meester Pieter aan zijn klas vertelt dat hij gaat verhuizen en de kinderen dus een andere juf of meester krijgen, is groep 8 in rep en roer. Bovendien is het maar de vraag of er snel een nieuwe juf of meester komt, anders wordt de groep verdeeld over verschillende klassen.
Vooral Sam vindt het erg. Hij woont in een pleeggezin, is vaak verhuisd en bij meester Pieter en in deze klas voelt hij zich eindelijk veilig. Om ervoor te zorgen dat er snel een nieuwe meester of juf komt, bedenken hij en zijn klasgenote Shadee een plan: ze gaan een vlog maken over hun school, met daarin een vacature voor een juf of meester. Hun slimme klasgenoot Jeremy helpt hen erbij.
Die vlog is hard nodig, want de tijdelijke juf die ze krijgen, is een vreselijk mens. Dankzij een list van de kinderen gaat juf Plopper heel snel weer weg. Jeremy’s oom Brock zorgt er vervolgens voor dat de een andere – heel speciale - meester krijgen: meester Roel. Maar of dit nu de oplossing is voor groep 8?
Het lerarentekort in het basisonderwijs is een actueel probleem dat veel kinderen helaas zullen herkennen. Het idee om te gaan vloggen, is ook een hedendaagse oplossing. Dat die vlogs razendsnel een daverend succes worden (met een reusachtig aantal volgers), is wat wensvervullend, maar in de sfeer van het verhaal ga je erin mee.
Op het moment dat juffrouw Plopper de klas binnenstapt, verlaat het verhaal de realiteit. Plopper is een karikatuur, ze kon een zus zijn van Juffrouw Pots van Tosca Menten, want ze lijkt sprekend op haar autoritaire collega. En ook de meester waar oom Brock mee aankomt, is over het randje van wat nog geloofwaardig is. Deze stijlbreuk – van een tamelijk realistisch naar een absurd verhaal - is iets waar kinderen waarschijnlijk niet over vallen. Zij lezen gewoon een grappig boek over een klas vol kinderen en hun zoektocht naar een nieuwe meester of juf.
Help! Een klas zonder meester is opgedeeld in korte hoofdstukken van een bladzijde of vier en is royaal geïllustreerd met zwierige zwart-wit tekeningen van Hanne Snel. Een boek dat door veel kinderen met plezier gelezen zal worden, toegankelijk geschreven en met een actueel tintje. Geschikt voor lezers vanaf tien jaar.
Pagina 3 van 12