illustraties: Martijn van der Linden
Leopold, mei 2017
CPNB Kerntitel, kinderboekenweek 2018
Boaz heeft geen vrienden. Dat vindt hij niet zo erg: hij is graag alleen en droomt dat hij een indiaan is. Boaz weet alles van indianen.
Dan komt er een nieuw meisje in de klas. Boaz weet het zeker: Aïsha is een indiaan. Ze lijkt op een hertje, heeft donkerbruine ogen en pikzwart haar, ze houdt – net als hij! – van stilte en ze kan prachtig tekenen. Het gaat zomaar vanzelf: Boaz en Aïsha worden vrienden. Ineens vindt Boaz het leuk om naar school te gaan, want nu is er iemand met wie hij hand in hand naar de gymzaal loopt en iemand die in de pauzes naast hem zit.
Dan besluit zijn vader dat Boaz na de herfstvakantie een klas gaat overslaan. Juf Annet en mama zijn het ermee eens, maar Boaz wil het niet! Voor het eerst heeft hij een vriendin en die zou hij in de steek moeten laten. Aïsha heeft hem net zo hard nodig als Boaz haar nodig heeft! Hoe moet Boaz papa overtuigen dat hij niet naar een andere klas wil?
Vaak is het niet zo geloofwaardig dat een jongen en een meisje zo snel bevriend raken, maar in Een indiaan als jij en ik is het volkomen logisch dat Boaz en Aïsha elkaars beste vriend worden. Aïsha spreekt nog amper Nederlands, de juf vertrouwt haar toe aan dat slimme jongentje dat verder geen vrienden heeft en het jongentje in kwestie is zo geobsedeerd door indianen dat hij zich blij verrast ontfermt over een echt indianenmeisje. Dat Aïsha gevlucht is uit Syrië en dus helemaal geen indiaan is, dringt aanvankelijk helemaal niet tot hem door.
Boaz heeft een koppige vader, maar hij heeft gelukkig ook een dito oma. Een oma die haar dromerige kleinzoon heel goed begrijpt en probeert hem te helpen. Een oma die je ieder kwetsbaar kind zou gunnen.
Een indiaan als jij en ik is een prachtig subtiel boek over vriendschap en over opkomen voor jezelf. Tussen de bedrijven door leer je nog een hoop over indianen, want naast alles wat Boaz te vertellen heeft, staan er ook heel wat ‘weetjes’ tussen de hoofdstukken. Daarbij is het boek royaal en in indianenstijl geïllustreerd door Martijn van der Linden.
Dit alles maakt van Een indiaan als jij en ik een subtiel pareltje dat toch toegankelijk leesbaar is. Een prachtig boek voor lezers van negen jaar en ouder.
illustraties: Eva van Aalst
Gottmer, juni 2017
CPNB-kerntitel, Kinderboekenweek 2018
Jammer dat het een nieuwe jongen bij, die bij Lies in de klas komt. Een heel stomme nog wel, met lang haar. Het lijkt zelfs of Vik borsten heeft, zo dik is hij. Bovendien zakt zijn broek af en dan kun je zien dat hij een superman-onderbroek draagt. Lies heeft liever een nieuwe hartsvriendin. Iemand als Merel bijvoorbeeld, want die ruikt zo lekker zoet naar spekkies. Maar het is niet helemaal duidelijk of Merel wel de vriendin van Lies wil zijn.
Zo maar per ongeluk raakt Lies toch een beetje bevriend met Vik. Dat komt omdat Vik tegenover haar woont en omdat ze op weg van school naar huis ontdekken dat er een oude mevrouw bewegingloos in een weilandje ligt. De vader van Vik waarschuwt een ambulance en Lies blijft die dag bij Vik spelen.
Een paar dagen later zijn Vik en Lies de helden van de klas en komen ze zelfs in de krant, omdat ze de mevrouw gered hebben. Als Vik daarna nog een meesterlijk plan heeft over hoe Lies haar verjaardagsfeestje kan geven, kan hij niet meer stuk. Vik en Lies zijn vrienden.
Vieze Lies bungelt er een beetje bij in de klas. Thuis heeft haar moeder niet zo veel tijd voor haar. Lies zorgt voor zichzelf. En zo’n slordig meisje als Lies past uiteraard niet bij de keurige Merel, dus een speelafspraak tussen de meisjes strandt als de moeder van Merel het niet goed vindt. “Ken je de mop van Lies die met Merel naar huis zou gaan? Nou, ze ging niet.” Pijnlijk om vervolgens te zien dat Laura wel bij Merel mag spelen.
Vik is ook niet zo populair: hij is dik, onhandig met gym, zijn moeder zit in het gekkenhuis, zijn vader runt een café. Een groter contrast met Merel is amper denkbaar. Toch worden buitenbeentjes Lies en Vik naar elkaar toegetrokken. Samen zijn ze een prima duo, want ondanks haar onhandige pogingen om ‘erbij’ te horen in de klas, staat Lies haar mannetje wel en haalt Vik zijn schouders op als anderen hem pesten en gaat hij gewoon zijn gang.
Dikke Vik en Vieze Lies worden vrienden is royaal in kleur geïllustreerd, grappige cartoon-achtige plaatjes die een slordig springerig meisje laten zien, samen met een onhandige dikkige jongen. Er komen nog meer delen rondom dit duo.
Een wat rommelig, maar gezellig boek voor een grote groep lezers vanaf ongeveer acht jaar.
illustraties: Alice Hoogstad
Lemniscaat, oktober 2017 (eerste druk verscheen in 1991)
CPNB-kerntitel Kinderboekenweek 2018
Mees en Tim zijn vrienden. Vrienden door dik en dun, vrienden die samen een taal bedenken die niemand anders kan verstaan. En dan gaat Tim opeens verhuizen. Naar Flevoland. En hij vergeet zijn adres aan Mees te geven. Dat is heel lastig, want Mees heeft het zakmes van Tim nog in zijn zak zitten. Het is een heel mooi, groot, rood zakmes. Omdat hij bang is dat mensen denken dat hij het mes gestolen heeft, durft Mees tegen niemand te zeggen dat hij het mes van Tim nog heeft. Hij moet het terugbezorgen.
Dat is niet zo makkelijk als je niet weet waar je vriend woont. Mees probeert het mes op te sturen, hij zet een advertentie (in de verkeerde krant), hij probeert zelfs om in zijn eentje met de trein naar Flevoland te gaan. Niks lukt. Tenslotte heeft hij nog één plan. Een plan doet móét lukken. Want Tim moet absoluut zijn mes terugkrijgen.
De eerste druk van Het zakmes verscheen al in 1991 (bij uitgeverij Leopold). Een jaar later werd het boek verfilmd. Er zijn een paar piepkleine kleinigheidjes waaraan je merkt dat het boek al bijna dertig jaar oud is (‘de koningin’ komt in Flevoland, nou, goed, je zou nog kunnen denken dat het Máxima is), maar verder is het verhaal nog altijd even fris als in 1991. Mees is zes en zit in groep 3, en probeert met de middelen van een zesjarige om zijn vriend Tim terug te vinden. Je voelt met hem mee, als hij dat prachtige mes nog per ongeluk in zijn zak heeft zitten. Van zijn vader mag hij niet met messen spelen, zijn moeder is bijna nooit thuis, dus Mees moet het alleen opknappen. Gelukkig is hij een jongetje dat oplossingen kan bedenken.
Natuurlijk komt het goed! Met een paar prachtige zinnen als Mees en Tim elkaar hebben gevonden:
“Stil, heel stil wordt het. Eigenlijk willen ze alle twee zeggen hoe aardig ze elkaar vinden en hoe fijn het is om weer samen te zijn. Maar dat zijn moeilijke dingen om te zeggen.”
Het zakmes is terecht uitgegroeid tot een klassieker. Deze nieuwe druk heeft mooie, gekleurde illustraties van Alice Hoogstad. Het is een heerlijk boek over trouw, over vriendschap en over dat prachtige geheime zakmes. Voorlezen kan vanaf zes jaar, zelf lezen vanaf ongeveer negen.
illustraties: Mark Janssen
Van Goor, februari 2018
In Het Ministerie van Oplossingen (2016) kon je lezen hoe Nina samen met haar vrienden Alfa, Ruben en de oude mevrouw Vis dit geheime Ministerie nieuw leven inblies. Het nieuwe Ministerie is nu een feit en ze kunnen aan de slag om problemen op te lossen!
Het eerste probleem dient zich aan zodra ze hun Ministerie-computer aansluiten: ze moeten eerst de laatste openstaande zaak uit 1953 oplossen. Indertijd is er een huisbaas vermoord en werd zijn huurder in de gevangenis opgesloten. De man was waarschijnlijk onschuldig en overleed enkele jaren later. Zijn vrouw en dochtertje bleven achter. De huurder zou een echte tekening van Van Gogh in zijn bezit hebben gehad, maar die tekening is spoorloos.
Het Ministerie van Oplossingen gaat aan de slag! Maar hoe los je een moord van zo lang geleden nog op? Bovendien zijn er die geheimzinnige Zilvermannen die het Ministerie willen dwarsbomen.
Dit vervolg op het heerlijke Ministerie van Oplossingen is al ongeveer net zo lekker lezen als de voorganger. In het eerste hoofdstuk wordt uitgelegd wat voorafging, zodat het niet strikt noodzakelijk is om te beginnen met het eerste boek, al is dat uiteraard wel aan te raden.
Dit tweede deel is niet alleen een leuk verhaal over vriendschap en in het geheim mensen helpen, maar heeft ook nog een detective-achtig sausje. Het is de politie nooit gelukt die oude moord op te lossen en niemand weet waar die tekening van Van Gogh gebleven is. Uiteraard gaat het Nina en haar vrienden wel lukken en hoewel dat misschien niet zo heel geloofwaardig is, ga je er in de sfeer van het verhaal volledig in mee. Die van Gogh komt terecht en de zaak uit 1953 wordt opgelost, daar ben je samen met de energieke Nina van overtuigd. Natuurlijk!
Kortom: Het Ministerie van Oplossingen en de verdwenen Van Gogh is een fijn, toegankelijk, met vaart en zichtbaar plezier geschreven boek, beetje spannend maar niet tè, positief en geschikt voor een grote groep kinderen. Als je het uit hebt, zucht je diep en denk je: kom maar op met het volgende probleem! Wat zou je zelf graag deel uitmaken van dat geheimzinnige Ministerie.
Heerlijk lezen voor negen jaar en ouder.
illustraties: Joren Joshua
Leopold, januari 2018
Bekroond met de Gouden Griffel 2019
De klas van juf Cato is een heel gewone klas. Dat zou je tenminste denken. Goed, op een dag is er een nieuw meisje in de klas. Ze heet Ariane, maar wil Zeb genoemd worden, want ze is tenslotte een zebra. Het is wat lastig om in het speelkwartier tikketje met haar te spelen, want ze kan zo verschrikkelijk hard lopen, dat je haar niet meer terugvindt.
Ook de rekenles verkoopt wat anders dan gebruikelijk. 2 + 2 = 5. Alleen Maximiliaan snapt het niet. Hij komt elke keer als hij de som uitrekent toch echt op 4 uit. De hele klas weet dat het 5 is, waarom snapt hij dat nou niet?
En wat moet je dan als je familie al drie weken lang de hik heeft? Ziva wordt er gek van. Haar familie heeft ‘m nu eenmaal en dan kom je er niet zo makkelijk van af. En Annabelle wil graag een leeuw voor haar verjaardag. Dat mag ze niet, van haar moeder. Eigenlijk logisch, want die leeuw zou haar gazelle Bobina opeten. Ze had Bobina vorig jaar voor haar verjaardag gekregen, maar een gazelle als huisdier is niet zo leuk als ze had gedacht.
Elf verhalen rondom elf kinderen uit de klas van juf Cato. Elf absurde verhalen die eigenlijk helemaal niet kunnen, maar Gideon Samson weet ze zo losjes te vertellen dat je denkt dat het best kan. Je wisselt even van hoofd, gewoon, voor de lol. Je vader is allergisch voor oranje. Op de vierde woensdag van oktober wordt het huilen afgeschaft. En juf Cato gaat trouwen. Op 30 februari.
Het is met Zeb. net een beetje als met de dierenverhalen van Toon Tellegen. Je moet begrijpen dat er niks te snappen valt. Er zullen kinderen zijn die Zeb. schaterend lezen, want oh, wat kan die Gideon Samson toch heerlijk schrijven. Er zullen ook kinderen zijn die zeggen: ‘Ja maar 2 + 2 = 4. En hoe gaat het verhaal eigenlijk verder?’ Want inderdaad, ineens houdt het hoofdstuk weer op. Je wil best weten of Noepy inderdaad Wies’ hoofd weer teruggeeft, maar dat blijft in het ongewisse.
Zeb. is geïllustreerd met grote oranje tekeningen van Joren Joshua. Het is een absurd boek, heerlijk qua taal, maar qua inhoud wat vreemd. Wie ervan houdt, heeft er een lievelingsboek bij, want hoe vaker je het leest, hoe leuker het wordt. Zeb. is speels, met een heel eigen logica, geschikt voor lezers vanaf negen jaar.
illustraties: Floor de Goede
fotostrips: Ype en Willem
Querido, januari 2018
Omdat haar ouders allebei moeten werken, logeert Sofie een paar dagen bij opa en oma. Ze is niet de enige logé: meneer Kees is er ook. Hij was vroeger olifantenverzorger in de dierentuin, maar is nu met pensioen. En hij mist zijn olifanten verschrikkelijk, dus hij gedraagt zich nogal knorrig naar Sofie en naar haar vrienden Billie en Timmie.
Als Kees na een tijdje toch over ‘zijn’ olifanten gaat vertellen, krijgen Sofie en haar vrienden een prachtig verhaal te horen over hoe de baby-olifanten Tasja en Mink vlak na elkaar in de dierentuin kwamen. Olifanten-Kees bracht ze groot en zorgde voor ze, maar de olifanten konden niet blijven. Mink ging naar een dierentuin in Amsterdam en is daarna gestorven, en Tasja naar Emmen, en nog later naar Budapest.
Kees heeft Tasja nooit meer gezien. Maar daar valt natuurlijk iets aan te doen!
Sofie en de olifanten is het zesde en laatste deel over Sofie. En hoewel ook dit boek weer heerlijk lezen is, is het goed dat de serie nu stopt. Het spetterende en nieuwe is er wel een beetje af.
Het verhaal over Kees en zijn olifanten is (bijna) waar gebeurd, het einde is prachtig - om een traantje bij weg te pinken. Ook de weetjes over de olifanten zijn leuk en interessant, de afwisseling tussen tekst en stripverhaaltjes brengen het verhaal extra tot leven. Maar de fotostrip over Baby Pinguïn gaat over opwarming van de aarde en plastic soep en heeft maar bar weinig met het verhaal over de olifanten te maken.
Voor wie er maar geen genoeg van kan krijgen, heeft ook dit boek weer een hoop extra-eindes. Daarna zie je op het achterste schutblad nog hoe Billie, Timmie en Sofie er over één, vier en tien jaar uitzien en dan is de serie uit.
Sofie en de olifanten is in principe los van de andere delen te lezen, maar waarom zou je? Het is een boek dat veel kinderen (al dan niet gretige lezers) graag zullen lezen. Door de vele weetjes, plaatjes en strips heb je amper in de gaten hebt dat je een echt, dik boek aan het lezen bent. Kinderen die eerder over Sofie lazen, krijgen precies wat ze verwachten. En dat kan ook heel lekker zijn.
Geschikt voor acht jaar en ouder.
illustraties: Annet Schaap
Querido, november 2017
Nora is een uitvinder. Ze barst van de energie en van de fantasie, dus haar ene uitvinding is nog grappiger dan de andere. Ze heeft drie oudere broers die haar uitlachen, maar daardoor laat ze zich niet uit het veld slaan. Integendeel.
Op een dag krijgt ze een nieuwe buurjongen: Sep. Hij is ook al een jongen en Nora begrijpt helemaal niks van jongens. Ze zou een jongens-ontstopper willen uitvinden, om te kunnen begrijpen wat er in zo’n jongenshoofd omgaat. Het blijkt dat Sep alles weet van de sterren en het heelal, dus de belangstelling van nieuwsgierige Nora is snel gewekt. Sep moet dinsdag zijn spreekbeurt houden. Dat durft hij niet, want als iedereen naar hem zit te kijken, klapt hij helemaal dicht. Werk aan de winkel voor uitvinder Nora! Met behulp van haar uitvinding én met hulp van haar broer Bas houdt Sep een prima spreekbeurt over de sterren.
Een nieuw, grappig deel in de serie Tijgerlezen; boeken voor beginnende lezers die eens lekker geen AVI-aanduiding hebben. Dit keer over een energiek meisje, voor wie er geen problemen bestaan, maar alleen oplossingen. En hoewel haar vriendschap met Sep wat moeizaam van start gaat, is ze toch vastbesloten een goede uitvinding voor hem te doen. Daarvoor heeft ze hulp nodig, net zoals Sep weer haar hulp nodig heeft. En het komt helemaal goed, precies zoals je wil. Dankzij de uitvinding van een meisje dat buiten het kader durft te denken.
Met Zondag, maandag, sterrendag laat Anna Woltz zien dat ze ook prima in staat is een boek te schrijven voor beginnende lezers. De zinnen zijn nooit langer dan tien woorden en beginnen telkens op een nieuwe regel, maar er staan wel moeilijke woorden in van drie of vier lettergrepen, waardoor het boek niet kinderachtig overkomt. De grappige illustraties van Annet Schaap zijn in kleur, waardoor ze stukken aantrekkelijker worden dan wanneer ze in grijstinten afgedrukt zouden zijn.
Zondag, maandag, sterrendag is een fijn boek voor uitvinders en dodelijk verlegen kinderen én voor sterrenkundigen-in-de-dop. Geschikt voor lezers vanaf een jaar of zeven / acht.
illustraties: Quentin Blake
De Fontein, oktober 2017
(heruitgave van De Minpins, 1992)
Heintje mag van zijn moeder niet buiten spelen en hij mag al helemaal niet naar het Woud van het Kwaad gaan. Daar wonen namelijk wangdoedels, hoornnokkers, knotszwabbers en monsterlijke drochten. En de gevaarlijkste van allemaal is de verschrikkelijke beenknekelende, bloedwrekelende, nekbrekelende spugeluur. Die eten jongetjes als Heintje in één hap op.
Heintje gelooft er niet veel van, maar als hij op een dag stiekem uit het raam klimt en naar het Woud gaat, ontdekt hij al snel dat er wél een angstaanjagend monster in het Woud woont. Het is geen spugeluur, maar een rapschranzer! Heintje klimt in een boom om aan het monster te ontsnappen, maar daar kan hij niet meer uit. De rapschranzer weet dat hij in de boom zit en zal eeuwen wachten tot het lekkere hapje weer naar beneden komt.
Dan ontmoet Heintje de minpins; een volk van piepkleine wezentjes die in de bomen leven. Zij kunnen aan de rapschranzer ontsnappen omdat ze op de rug van vogels vliegen. Samen met de minpins bedenkt Heintje een plan om de rapschranzer voorgoed te verslaan.
In 1992 verscheen dit laatste boek van Roald Dahl onder de titel De Minpins. Het boek is onlangs opnieuw uitgegeven, nu met tekeningen van Dahls vaste illustrator Quentin Blake.
Dahls latere boeken zijn niet de hoogtepunten uit zijn genre. Heintje en de minpins is best aardig, er staan verrukkelijke Dahliaanse zinnen in - met name als er monsters omschreven moeten worden - en die met zichtbaar plezier vertaald zijn door Huberte Vriesendorp.
Het niveau van bijvoorbeeld De GVR of Daantje de Wereldkampioen heeft dit boek echter op geen stukken na. Niet dat het een probleem is. De jonge Dahlfan zal in dit bescheiden boekje toch wel aan zijn trekken komen, terwijl de oudere fan die de eerdere uitgave gemist had, nu de collectie compleet kan maken.
Nog een verzoek aan de uitgever: mocht Heintje en de minpins nog een keer herdrukt worden, willen jullie dan een uitgave overwegen met gekleurde illustraties? De tekeningen van Blake zijn te geestig om in zwart-wit af te drukken.
Heintje en de minpins is een vrolijk en net-niet té spannend boek. Voorlezen vanaf zeven jaar, zelf lezen vanaf negen.
illustraties: Marije Tolman
Querido, augustus 2016
Bekroond met een Vlag & Wimpel 2017
Twintig kleine observaties en gedachten van een kind in de kleuterleeftijd. Het verbaast zich over de wereld om zich heen, over het feit dat mama ‘mama’ zegt tegen oma (“Dat snap ik niet. / Mama’s zijn mama’s. / Oma’s zijn oma’s. / Dat mama dat / verschil niet ziet!”) is trots dat het voor het eerst zelf zijn veters heeft gestrikt (“Ik vind het / voor de eerste keer / lang niet slecht gelukt / hoe ik de schoenen / van mijn knopen / vol met veters / heb gestrukt.”) heeft medelijden met een verdrietige papa (want oma is dood) of vertelt over het ritueel rondom bedtijd.
De onderwerpen zijn herkenbaar voor jonge kinderen, want de auteurs blijven heel dicht bij huis en daar is al meer dan genoeg om je over te verwonderen als je vier of vijf jaar oud bent. De versjes lezen prettig voor, hebben een aangenaam ritme en ze rijmen - doorgaans niet te nadrukkelijk.
Het boek is royaal geïllustreerd door Marije Tolman. Ze maakte paginagrote gekleurde prenten, vaak met een (oker)gele of blauwe achtergrond. Maar wat is het merkwaardig (en soms zelfs storend) dat ze ervoor gekozen heeft om geen kinderen maar dieren af te beelden! Een enkele keer is het best grappig, zoals bij het versje over veters strikken, waar een duizendpootje trots op zijn voetjes wijst, maar bij bijvoorbeeld het versje over het verdriet van papa heeft het echt geen meerwaarde dat vader en kind nijlpaarden zijn.
Niets liever dan jij is een prentenboek vol met lieve of grappige versjes van Erik van Os en Elle van Lieshout. Enkele zijn al eerder gepubliceerd of zelfs uitgezonden in Sesamstraat, maar het merendeel is nieuw. Het zijn vaak een tikje filosofische gedichtjes, waar veel kinderen (en hun voorlezers) van zullen genieten, al is het soms een beetje braaf en voorspelbaar. Fijn dat er weer meer poëzie voor kinderen verschijnt.
Een verzorgd uitgegeven bundel voor dromerige kleuters en voor (veel) ouder.
illustraties: Floor de Goede
Querido, augustus 2016
Bekroond met een Vlag & Wimpel 2017
Dinosaurussen zijn uitgestorven? Welnee! Je gaat juist met ze op avontuur. Er zijn er zó veel: de triceratops, de tyrannosaurus, de stegosaurus… Je kunt met ze spelen, zittend op hun rug, hangend aan hun poten, van hun hals af glijdend. Eng? Nee hoor. Je hoeft nergens bang voor te zijn.
Maar het gekke is dat je ouders en je zussen dat niet zien. Die vinden dat je gewoon moet komen eten en ze lachen je uit als je zegt dat je met de dino’s op stap bent geweest. Dinosaurussen zijn uitgestorven, zeggen ze. Dat is het stomste wat je ooit hebt gehoord. En het is ook helemaal niet waar. Lees dit boek maar.
Voor de tekst van Ik ben bij de dinosaurussen geweest krijgt Edward van de Vendel een Vlag & Wimpel. Maar de speelse tekeningen van Floor de Goede zijn minstens zo leuk! Ze maken van dit boek een vrolijk avontuur van een jongetje dat nog voor het werkelijke verhaal begint een boek (dit boek!) uitkiest in een winkel of bibliotheek en daarna gretig opgaat in de wereld van de dino’s. De dinosaurussen zijn kleurrijke, geestige monsters, spannend maar niet echt eng. Stoere dino-liefhebbertjes reizen mee langs prehistorische landschappen, voor de held uit het verhaal zijn boek moet dichtslaan om te eten.
Dit boek is een ode aan het boek, het verhaal en de fantasie. Favoriete bladzijde: het jongetje dat languit op de vloer van zijn kamertje het dinoboek leest, terwijl alle prehistorische monsters over zijn schouder meekijken. Wat ongelooflijk stom dat niemand begrijpt hoe fantastisch jouw boek kan zijn! Hoe je erin op kunt gaan. Hoe jij echt, écht avonturen kunt beleven samen met uitgestorven dieren.
Gelukkig komt het goed.
Wat een leuk en spannend prentenboek voor jonge dino-fans! Speels, kleurrijk, een mooi verhaal en illustraties waarop heel veel te bekijken valt, maken van Ik ben bij de dinosaurussen geweest een heerlijk net-niet-te-eng boek voor vier jaar en ouder.
illustraties: Martijn van der Linden
Lemniscaat, juli 2016
Bekroond met een Zilveren Griffel en een Zilveren Penseel 2017
Een kind krijgt een puzzel cadeau: het Chinese tangramspel van zeven vormen waarmee je honderden figuren kunt leggen. Het kind maakt een kat. Een Tangramkat. Maar de kat is alleen en zoekt een vriendje. Per ongeluk puzzelt het kind geen tweede kat, maar een hond. Die hond moet weer worden verjaagd, maar hoe? Met een krokodil? Maar hoe zorg je er daarna voor dat die krokodil weer verdwijnt?
Een mooier en origineler prentenboek moet je met een lantarentje gaan zoeken. De hoekige tangramkat ligt op de ene bladzijde nog rustig te kijken, maar is twee pagina’s verder een geschrokken dier met een dikke staart, dat er weer een bladzijde verder snel vandoor gaat en angstig in een boom klimt. Een griezelige krokodil, een woedende stier, een heuse dinosaurus, tien bonte vogels en uiteindelijk een kind, álles blijkt mogelijk met zeven puzzelstukken.
Wat op de ene bladzijde nog kale, blauwe tangramvormen zijn, blijkt na het omslaan van de bladzijde een prachtig levendig dier. Laat het maar aan Martijn van der Linden over om de figuren zo levensecht te maken dat ze bijna van de bladzijden stappen/vliegen!
Achter in het boek zit een kartonnen tangramspel, waarmee je meteen aan de slag kunt. Je kunt de dieren zelf naleggen, bij de tien vogels wordt het zelfs echt puzzelen, want zij hebben geen witte hulplijntjes. Wat een vondst om een prentenboek op deze manier interactief te maken! Tangramkat is een speel-prentenboek, net zoals het eerder verschenen Memorykonijn (Lemniscaat, 2015), al zou je de echte puzzelaars adviseren om naar de speelgoedwinkel te gaan voor een echt (houten) tangramspel. De kartonnen puzzelstukken uit dit boek zijn in kinderhanden waarschijnlijk geen lang leven beschoren.
Wat een vondst, wat een boek! Tangramkat is meer dan terecht dubbel bekroond met zowel een Griffel als een Penseel. Een multifunctioneel prentenboek om telkens opnieuw in te lezen, te kijken en mee te spelen. Met wat hulp al geschikt voor jonge puzzelaars vanaf vier jaar, maar ook geweldig voor heel veel ouder.
illustraties: Annemarie van Haeringen
Querido, maart 2016
Bekroond met een Zilveren Griffel 2017
Een zwarte wolk op het schutblad. En dan twee bijna-helemaal zwarte bladzijden, met alleen een paars hoekje, en in witte lijnen een tekening van een hond in haar mand. Die hond is Sien. Het regent en het rommelt en Siens allerlaatste adem waait over de rand van de mand heen. Sien is vertrokken.
En nu? Klein Broertje kan nauwelijks begrijpen dat Sien hier in haar mand is, maar ook ergens anders. In de hemel, denkt hij, boven al die regenwolken. Kan Sien daar op katten jagen? Rennen? Is daar iemand die haar aait?
Zijn oudere broer en zus weten het niet. En dat vertellen ze ook aan Klein Broertje. Maar ze missen Sien net zo hard als hij. En ze zoeken net als hun broertje troost. Want misschien is Sien wel ergens in een hemel. Waar ze van wolk tot wolk springt. En blij is.
Als er net iemand dood is van wie je hield – een mens of een dier – dan lijkt alles zwart. Zo is het ook in Siens hemel. De prachtige illustraties van Annemarie van Haeringen zijn eerst donker, pikzwart zelfs, maar krijgen telkens een beetje meer kleur terug.
Sien is dood en niemand weet waar ze nu is. Er is geen pasklaar antwoord op vragen over de dood, maar dat hindert niet. Je mag zelf bedenken waar Sien is, dat toont de subtiele tekst van Bibi Dumon Tak wel aan. Klein Broertje creëert zijn eigen hemel voor Sien, een hemel die we op de laatste bladzijde kunnen bekijken. Een stralend lichtblauwe hemel met witte wolkjes, waarop Sien rondspringt van wolk naar wolk, met een dikke tak in haar bek, of waarop ze even zit uit te hijgen. Een troostrijk beeld, dat lucht geeft aan verdriet.
Iedereen krijgt in zijn leven vroeg of laat te maken met de dood. Van een huisdier als Sien, of van iemand van wie je hield. Siens hemel gaat dan wel over een hond, maar je kunt er net zo goed troost uit putten bij het overlijden van een mens. En ook anders is het een prachtig klein boek om samen te lezen en om over te praten. Dood hoort ook bij het leven.
Tekst en beeld vormen in Siens hemel een ontroerend geheel. Je mag heel verdrietig zijn, maar het leven krijgt na een tijdje ook weer kleur. Siens hemel is een leeftijdsloos kleinood om blijvend te koesteren.
Pagina 6 van 10